Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Otto (koningen en keizers)

betekenis & definitie

Otto (koningen en keizers) - naam van koningen en keizers van het Duitsche rijk. Genoemd moeten worden:

Otto I, zoon van Hendrik I, geb. 912, huwde in 929 met Edith, dochter van den koning van Anglia, werd in 936 op den rijksdag te Erfurt door zijn vader als opvolger aangewezen. In 936, na zijns vaders dood, de regeering aanvaardend, beproefde hij een krachtig centraal gezag te vestigen, waardoor hij in botsing kwam met de stamhertogen. Gesteund door de graven, die van een vernietiging van de hert. macht voordeel verwachtten, slaagde hij er in de hertogen van Beieren, Frankenland en Lotharingen te onderwerpen (938/939). Het hert. Frankenland ging op in verschillende graafsch. (zie THÜRINGEN), terwijl Beieren kwam aan Otto's broer Hendrik (947) en Zwaben aan Otto’s zoon Ludolf (949). Had O. op die wijze inplaats van de oude hert. gesL zijn dynastie gezet, zoo verminderde hij toch ook de hert. macht door ’t beheer der kon. goederen te geven aan paltsgraven en de graven rechtstreeks onder ’t gezag van den koning te brengen. Naar buiten breidde O. de macht van ’t rijk uit door de Slavische stammen tusschen Elbe en Oder te onderwerpen. De vestiging van verschillende bisdommen bevorderde de verbreiding van ’t Christendom, terwijl de stichting van burchten de germaniseering der Slavische stammen ten gevolge had.

Ook ’t West-Frankische rijk kwam onder O.’s invloed (950). Van een verzoek om steun van Adelheid, de weduwe van Lotharius van Italië, die door Berengarius van Ivrea in ’t nauw werd gebracht, maakte O. gebruik om met een leger naar Italië te trekken, waar hij huwde met Adelheid (952) en Berengarius noodzaakte de Po-vlakte te ontruimen. Kort daarop dwong O.’s zoon Ludolf Berengarius O. ris leenheer te huldigen. In de volgende jaren geraakte O. in groote moeilijkheden tengevolge van een opstand van Ludolf van Zwaben, Hendrik van Beieren, die gesteund werden door Lotharingsche grooten, den aartsb. van Mainz en de Hongaren, ’t Gelukte O. den opstand te bedwingen (954) en den Hongaren een zware nederlaag toe te brengen in de buurt van Augsburg aan de Lech(955). Lotharingen komt dan als hertogd. aan Otto’s broer Bruno, aartsb. van Keulen. Na dezen opstand wijzigt O. zijn politiek. Ten einde een steun te hebben tegen de territoriale vorsten, gaf hij opengevallen leenen aan bisschoppen, waardoor de kerk nauw aan het centraal gezag werd verbonden. In Italië had Berengarius ondertusschen zijn gezag uitgebreid.

Tegen hem riep paus Johannes de hulp in van Otto, die in 962 met een leger verscheen en tot keizer gekroond werd (zie KEIZER). In ’t volgende jaar herstelde O. de orde in Rome en werd Berengarius onderworpen (963). Opstanden in Rome noodzaakten den keizer in 966 nogmaals naar Italië te trekken. Na de orde hersteld te hebben en zijn zoon Otto tot keizer te hebben laten kronen, deed hij een poging Zuid-Italië te veroveren, hetgeen echter mislukte. In 972 naar Duitschland teruggekeerd, stierf hij in 973 te Memleben. — Litt.: Köpke-Dönninges, Jahrb. des deutschen Reiches unter Otto den Groszen (1838); Köpke-Dümmler, Kaiser Otto der Grosze (1876); Heil, Polit. Beziehungen zwischen Otto und Ludwig IV ; Maurenbrecher, Die Kaiserpolitik Otto I (H. Z. V.); Heyck, Der Uebergang des Imperiums an die Deutschen (Z. A. G. 87).

Otto II, jongere zoon van O. I, geb. 955, werd fn 966 tot keizer gekroond, huwde in 972 Theophano, dochter van den keizer van ’t Oost-Rom. rijk en volgde in 973 zijn vader in de regeering op. Kort na zijn troonsbestijging geraakte hij in conflict met Hendrik, hertog van Beieren, daar hij weigerde aan dezen ’t opengevallen hert. Zwaben te geven, ’t Gelukte O. den hertog, die gesteund werd door Polen en Boheme, te onderwerpen. Beieren werd geschonken aan Otto van Zwaben, nadat van ’t hert. gescheiden waren de tegenw. landsch. Verona, Krain, Stiermarken en Karinthië, die gezamenlijk ’t hert. Karinthië vormden (976). Een nieuwe opstand in Beieren, dat nu gesteund werd door Karinthië, werd ook door O. onderdrukt. Deze ontnam nu aan zijn bloedverwanten de hert. en gaf deze aan leden van de door Otto I afgezette geslachten.

Naar buiten handhaafde de keizer ’t aanzien van ’t rijk. Tegen ’t West-Frankische rijk streed hij voordeelig, terwijl hij Harald Blaatand van Denemarken tot betaling van een schatting dwong. Wanneer er in Rome een opstand uitbreekt tegen de heerschappij der Duitschers, verschijnt O. met een leger in Italië (980), herstelt de orde en maakt zich gereed, Zuid-Italië te onderwerpen. Bij Capo Colonne wordt hij echter door de Arabieren verslagen (982), waarbij hij met moeite ontkomt. Na te Verona zijn zoon Otto als opvolger te hebben aangewezen (983), rukt hij opnieuw op, maar sterft ’t zelfde jaar te Rome (983). — Litt.: Giesebrecht, Jahrb. des deutschen Reiches unter Otto II (1840); G. Müller-Mann, Die auswärtige Politik Ottos II (diss. Basel 1898); Uhlirz, Jahrb. des deutschen Reiches unter Otto II und Otto III (1902).

Otto III, geb. 980, volgde in 983 zijn vader op onder regentschap van zijn moeder Theophano en grootmoeder Adelheid. De eigenlijke regeering berustte echter bij een Griek Johannes van Nonantula en bisschop Bernhard van Hildesheim. Na in 994 zelf de regeering aanvaard te hebben, trok O. naar Italië, waar hij gehuldigd werd als koning der Langobarden en tot keizer gekroond werd (996). Hij streefde naar ’t herstel van ’t Karolingische keizerschap met zijn universeel-theocratisch karakter (zie KEIZER), was echter in zijn optreden alles behalve krachtig. Hij liet toe, dat Polen en Hongarije zich los maakten van ’t Duitsche Rijk en deed niets om de Noord-ltal. vorstendommen onder’t keiz. gezag te houden. Ook in ’t Duitsche rijk zelf begon het te gisten.

Nog voor het tot een uitbarsting kwam, stierf O, te Palermo in 1002. — Litt.: v. Pflugk-Harttung, Ein Phantast auf dem deutschen Kaiserthron (Nord u. Süd 20); Kehr, Zur Gesch. Ottos III (H. Z. 66); Kuchinka, Die Römerzüge Ottos III (Progr. Kremsier); Wilmaris, Jahrb. Otto III. (1905).

Otto IV v. Brunswijk, tweede zoon van Hendrik den Leeuw van Saksen, geb. 1182; werd door zijn oom Richard Leeuwenhart van Engeland beleend met Poitou. Als candidaat voor de Duitsche koningskroon door Adolf, aartsbissch. van Keulen, naar voren geschoven, komt hij in 1198 na den dood van Hendrik VI in Keulen en wordt daar tot koning uitgeroepen. In den strijd, die nu volgt tusschen Otto en Philips van Zwaben, behaalt Philips tenslotte de overwinning. Met moeite kan Otto zich nog handhaven in Brunswijk (1208). Door den dood van Philips in 1208 van zijn tegenstander bevrijd, wordt Otto algemeen als koning erkend. Hierop trekt hij naar Italië, waar hij in 1209 tot keizer gekroond wordt.

Spoedig geraakt hij in conflict met de curie, die nu tegenover hem plaatst Frederik van Sicilië, die in 1212 tot koning gekroond wordt. De oorlog, die nu volgde, was nauw verbonden met den strijd tusschen Frankrijk en Engeland. Philips II August van Frankrijk steunde Frederik en Jan zonder Land van Engeland hielp Otto IV. De beslissing viel in 1214, toen Philips II August, Jan zonder Land en Otto versloeg bij Bouvines, waardoor O. genoodzaakt was van verder verzet tegen Frederik af te zien. Hij kon niet verhinderen, dat deze zich te Aken liet kronen (1215) en moest ook zijn laatste steunpunt Keulen verlaten. Hij trok zich terug in zijn eigen vorstendom, waar hij in 1218 stierf, — Litt.: Winckelman, Philipp von Schwaben und Otto IV von Braunschweig (1873—78).

< >