Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Oost-Goten

betekenis & definitie

Oost-Goten - („ostrogoten” ; ostro komt van ’t oudgerm. austra = blinkend, ’t Woord „oost” staat derhalve niet in verband met de benaming voor de windstreek), naam van een Gotischen stam, die in de 3e eeuw voor ’t eerst voorkomt ten Noorden van den Donau en in de 4e eeuw een groot rijk had gesticht, waaraan verschillende Finsche en Slavische stammen onderhoorig waren. Tijdens de regeering van koning Ermanarik (± 360) komen zij in aanraking met de Hunnen. Na zijn dood beproeft zijn opvolger Withimer de Hunnen tegen te houden, hetgeen hem niet gelukt ± 375). Een deel der Oost-Goten komt onder het gezag der Hunnen, een ander deel wijkt uit en zet zich neer in Pannonië.

Onder hun hoofd Athaulf nemen deze O. later deel aan den tocht van Alarik en de West-Goten naar Italië. De O., die onder de heerschappij der Hunnen stonden, namen deel aan den tocht van koning Attila. Na ’t uiteenspatten van ’t rijk der Hunnen (453), worden de O.-G. weer onafhankelijk en stichten zij rijken tusschen Leitha en Platten-See. Onder den aanvoerder Theodorik, die eenige jaren als gijzelaar te Constantinopel had doorgebracht, trokken O. over den Donau en vielen in den Balkan (471), waar hij zich in verbinding stelde met de O., die in ’t Rom. leger dienden. Keizer Zeno was niet opgewassen tegen de O. en was genoodzaakt aan Theodorik de waardigheid te geven van magister militum praesentalis (483). Na nog herhaaldelijk plundertochten in den Balkan ondernomen te hebben, rukte Th. met zijn O. naar Italië, waar hij na een hardnekkigen strijd (489—493) Odoacar ten val bracht en zich tot koning liet uitroepen. Th. breidde de heerschappij der O. uit over Provence (508) en Zwitserland, waar hij de Alemannen onder zijn gezag bracht (511). Na den dood van Theodorik ging ’t rijk der ü. achteruit (526).

In strijd geraakt met de Oost-Romeinen, die gebruik maakten van onderlinge twisten, konden de O. zich niet handhaven, hoewel zij zich onder hun aanvoerders Witiges, Totila, en Teja dapper verdedigden. Na de vernietiging van ’t Oostgotisch leger onder Teja bij de Mons Lacturius (in de buurt van den Vesuvius, 653) was ’t met ’t rijk der O. gedaan, al verdedigden enkele Oostgot. afdeelingen zich nog te Cumae en Cumpsae. In 655 waren ook deze beide plaatsen in handen der Rom. legers, ’t Schijnt, dat resten der O. zich in Zwitserland hebben neergezet. De naam O. verdwijnt nu uit de geschiedenis. Litt.: (zie ook ITALIË, THEODORIK), Mommssen, Ostgotische Studiën (N. A. d. G. 14); Hodgkin, Italy and her invaders (I, III, IV).

< >