Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Ooievaar (ciconia ciconia)

betekenis & definitie

Ooievaar (ciconia ciconia) - of witte ooievaar, is grooter en zwaarder dan onze gewone, blauwe reiger. Bij het vliegen is de o. gemakkelijk van den reiger te onderscheiden, doordien de laatste den hals S-vormig gekromd houdt, terwijl de o. dien rechtuitsteekt.; tevens is goed te zien, dat de uiteinden der vleugels bij den o. gerafeld schijnen, daarentegen bij den reiger afgerond zonder franjes. De o. heeft vermiljoenroode pooten en bek ; zijn vederkleed is zuiver wit, met alleen zwarte slagpennen en zwarte vleugeldekveeren. Als trekvogel is hij slechts een gedeelte van ’t jaar in ons land, Maart tot in Aug., waarbij het komen meer bij afzonderlijke exemplaren, het vertrekken meer troepsgewijze, ten minste in de Zuidelijker streken van ons land, schijnt te geschieden.

De ooievaars keeren jaren achtereen met hetzelfde paar naar het oude nest terug, hetwelk telkenjare vergroot en bijgewerkt wordt, zoodat het ten laatste karrenvol rijshout bevat, waartusschen b.v. musschen vreedzaam nestelen. Het voedsel van den o. is, wat het lage, waterachtige of moerassige land oplevert: vooral kikkers, vischjes, hagedissen, slakken, wormen, maar ook veldmuizen, waterratten, zelfs soms jonge vogeltjes. Voor den landbouw is het een zeer nuttig dier. De landen, waar de o. onzen wintertijd overbrengt, zijn in Afrika tot het midden toe ; soms zelfs komt hij, als verdwaald, tot aan de Kaap de Goede Hoop. Zie plaat Waadvogels IV, fig. 2. — De zwarte o. (C. nigra) is een zeer na verwante soort, die wel in ons werelddeel geregeld voorkomt, maar in het Westelijk gedeelte voorbij Oldenburg, en ook dus bij ons te lande, slechts als verdwaald. Hij is een weinig kleiner dan onze witte o., en zijn bruinzwarte kleur met metaalglans doet hem gemakkelijk kennen. In gewoonten en levenswijze gelijkt hij op onze witte soort, nestelt in boomen ; voedt zich vooral met visch.

< >