Oligoceen, - de jonste afdeeling van het OudTertiair. Sedert het Eoceen veranderde de verdeeling van land en zee zeer aanmerkelijk. Ons land was evenals Duitschland bijna geheel door de zee bedekt. Slechts het Zuid-Westen van Zeeuwsch-VIaanderen was land, evenals het Westen van België en hing samen met Engeland, Ierland en Schotland en misschien over Ijsland met Groenland en Noord-Amerika.
Meer naar het Oosten lag een tweede vasteland, dat o. a. Skandinavië, een deel van Denemarken, Finland, de vroegere Russische Oostzeeprovinciën en Noord-Rusland omvatte. Het werd naar het Zuiden begrensd door de bovenbedoelde NoordEuropeesche zee. Zuid-Europa werd grootendeels ingenomen door een zee, welke door een smalle straat in de buurt van de Straat van Gibraltar met den Oceaan verbonden was en door een vrij smalle landstrook, welke zich uitstrekte van Klein-Azië door den Balkan over de Karpathen langs de N.-zijde van den Donau naar den Rijn bijna geheel van de Noord-Europeesche zee gescheiden was. Bij het Mainzer bekken bestond in het Midden-Oligoceen een smalle straat, welke beide zeeën verbond. Het Alpengebied vormde een eiland. Van de verdeeling van land en water buiten Europa is belangrijk, dat in het Oosten de verbinding tusschen Noord- en Zuid-Amerika weer tijdelijk verbroken was. — Het klimaat was sedert het Eoceen nog weinig veranderd. Palmen enz. groeiden in ons gebied en naast subtropische zooals Ficus, Magnolia, okkernoten, ook nog vormen uit de gematigde streken als soorten van eik, els, iep, eschdoorn, enz. Van de dierlijke resten zijn bekend vooral Leda Deshayesiana, Cyrena semistriata, Planorbis euomphalus, Cerithium plicatum.
De koppootigen zijn reeds sedert het einde van het Krijt vrijwel geheel op den achtergrond gedrongen, armpootigen eveneens. De nummulieten hebben hun periode van grooten bloei reeds gehad. Van haaien zijn talrijke tanden, waaronder Lamna cuspidata, Notidanus primigenius en Carcharodonsoorten. Zoogdieren ontwikkelden zich echter verder. Verschillende belangrijke groepen zijn aangetroffen.
Bekend zijn vooral Halitherium Schinzi, Anoplotherium commune, Anthrocotherium magnum en Palaeotherium magnum. Voor afbeeldingen zie de plaat bij het artikel TERTIAIR. Bekende Oligocene afzettingen zijn het barnsteen voerende glaukonietzand van Samland; het barnsteen zelf is vermoedelijk reeds in het Eoceen gevormd, gips van de Montmartre, petroleumzand van Pechelbronn in de Elzas, de Boonertsformatie van Zuidwest-Duitschland, bruinkool aan den Hartsrand, enz. Omtrent het voorkomen van Oligoceen in ons land, zie het artikel NEDERLAND, Geologie.