Olifant - (Elephas), het eenige geslacht van de Slurfdieren (Proboscidea). De olifanten zijn groote, plompe dieren met geweldige afmetingen (3—5 M. hoog en 3000—4000 Kilogr. zwaar). Men kent van dit geslacht slechts twee soorten : den Indischen o. (Euelephas indicus), die in Voor- en Achter-Indië, Zuid-China en op Sumatra en Borneo voorkomt en kleinere ooren heeft, en den Afrikaanschen o. (Loxodon africanus), met zeer groote ooren en zeer groote afmetingen, die in M.-Afrika tot aan de Kaap gevonden wordt. In vroegere aardperioden leefden er nog vele andere soorten, ook in Europa, en daarvan is de meest bekende de Mammoet (E. primigenius), waarvan in den bevroren bodem van Siberië zelfs geheele en gave lichamen gevonden zijn, die nog met de huid bedekt waren.
Deze droeg lange, wollige pelsharen, in verband met het klimaat, en de omgebogen slagtanden waren tot 4 M. lang en 80 K.G. zwaar. Bij den tegenwoordigen o. is de huid naakt, zeer dik en hard als hout en slechts hier en daar met enkele haren bedekt. Dit is noodig, om door de dichte oerwouden heen te dringen, waarin dit dier leeft en hetgeen verder mogelijk gemaakt wordt door de kolossale zuilvormige pooten, die alles, wat hun in den weg komt, vertrappen, zonder echter in den weeken grond weg te zinken, daar de vijf vingers geheel met elkaar vergroeid zijn tot een platte zool, waaruit alleen aan de voorzijde de hoeven te voorschijn komen. De o. leeft van hooi en gras en moet daarvan natuurlijk geweldige hoeveelheden verslinden, die door de reusachtige kiezen fijngemalen worden. De kolossale kaken worden door uiterst krachtige spieren bewogen en deze steunen weer op geweldige schedelbeenderen, waardoor de kop een buitengewoon grooten omvang verkrijgt. Hoektanden ontbreken en snijtanden heeft het volwasssen dier alleen in de bovenkaak.
Zij zijn naar beneden gericht, als stoot- of slagtanden, en vormen geweldige wapens en tevens werktuigen om de takken af te breken, die met den slurf gegrepen worden. Deze slurf is de zeer verlengde neus, die zeer beweeglijk en gevoelig is, zoodat met het vingervormig uiteinde de kleinste voorwerpen gegrepen worden. Met de slurf wordt ook het gras uit den grond gerukt en in den mond gebracht en bij het drinken wordt er het water door opgezogen en in de keel gegoten. De o. kan uitstekend getemd en afgericht worden, zoodat men hem in Indië als last- en trekdier bezigt en hem voor de tijgerjacht en voor militaire doeleinden africht. De slagtanden leveren het ivoor en daartoe wordt de Afrikaansche o. meedoogenloos vervolgd, zoodat deze meer en meer uitgeroeid wordt. In Siberië graaft men voor het ivoor ook groote hoeveelheden der slagtanden van den mammoet op.