Oïl (Langue d’). Reeds in de 9de eeuw was Gallië linguïstisch verdeeld in twee zônen, een Noordelijke, waar men de „langue d’oïl”, en een Zuidelijke, waar men de „langue d’oc’’ sprak. „Oïl” en ,,oc'’ beteekenen beide „oui”. Het verschil tusschen beide kwam o. a. uit in de ontwikkeling van de Lat. beklemtoonde klinkers a en lange e: in de langue d’oïl zei men aimer, aveir, in de langue d’oc amar, aver met behoud van de Lat. klinkers a (amare) en e (habere).
In zijn „Vita nuova” noemt Dante het Italiaansche „lingua di si”. Zie: FRANKRIJK, Taal en letterkunde, I. De taal.