Nordlingen, - stad in Beieren (9000 inw.) in ’t N. der prov. Schwaben, nabij de Wurttembergsche grens, hoofdstad van het Ries, de kleine, maar vruchtbare vlakte, die een inzinking vormt tusschen de Zwabische en de Frankische Jura en daardoor een verkeerspoort van den Rijn naar den Donau, waaraan Nördlingen van oudsher zijn beteekenis dankte. Thans gaan de groote verkeerswegen niet meer hierlangs en zoo werd N. een stil stadje en behield het zijn historisch cachet. Het heeft vele oude gebouwen (o. a. raadhuis met museum), poorten en wallen.
N. was sedert 1215 vrije rijksstad en sloot zich in 1529 op den rijksdag te Spiers bij de Hervorming aan. In 1634 belegerd door de keizerlijke troepen, trachtten de Zweden onder Bernard v. SaksenWeimar de stad te ontzetten, maar leden in een tweedaagschen slag de nederlaag; gevolg was het verbond van Zweden met Frankrijk. In 1803 kwam N. aan Beieren.