Nieuwjaarsdag. - De kerkelijke viering is niet oorspronkelijk. Met de dolle feestvreugde der Romeinen, op den 1 Januari, gingen de oude Christenen niet mede. Kerkvaders hebben er tegen gewaarschuwd. In 567 werd vasten voorgeschreven op de 3 eerste dagen van het jaar.
Later werd op dien dag een nieuw feest, dat van Jezus’ besnijdenis, ingevoerd. In het begin van de Hervorming vierde men N. niet, ofschoon hij op sommige plaatsen op gezag van de overheid als een feestdag gold. De synode van Dordt 1618/19 stelde hem met den Hemelvaartsdag, toen ook niet in eere, gelijk. De prediking gold te Dordrecht niet den N., maar de besnijdenis en de naamgeving van Jezus, Lk. 2 : 26. Evenals in Duitschland kwam in ’t eind der 17e eeuw de N. als zoodanig in eere met geschenken en allerlei drukte, die als heidensche praktijk werd bestreden. Sedert 1817 kwam het „godsdienstig begin des jaars” meer in gebruik. F. Buenger, Geschichte der Neujahrsfeier in der Kirche, 1911; G. D. J. Schotel, H. C. Rogge, De openbare eeredienst.