Niellius - (Carolus), eigenl. Charles de Nielles, Remonstrantsch theoloog, zoon van een gelijknamigen predikant, (uit de Zuidel. Nederl. uitgeweken) te Wesel, later in Frankfort en de Palts; geb. te Wesel, 1576, studeerde te Hamburg en Leiden en werd pred. ter beschikking der Waalsche synode, eerst in Duitschland, in 1604 te Utrecht. Arminiaan, vriend van Uittenbogaart en Episcopius, geraakte hij in strijd met de kerkelijke overheid, was in 1618 een der (gedaagde) vertegenwoordigers der Remonstranten ter Dordtsche synode en werd in ’t volgend jaar afgezet en verbannen.
Met Uittenbogaart e.a. begaf hij zich naar Antwerpen, daarop naar Frankrijk, had deel in ’t opstellen der Remonstrantsche geloofsbelijdenis en de oprichting der nieuwe gemeente te Friedrichstadt a/d Eider en bleef voortdurend werkzaam voor zijn geloofsgenooten in ’t vaderland. Met een collega vertoefde hij heimelijk te Haarlem in 1623; zij werden echter verraden en op valsche beschuldiging van aandeel in de bekende samenzwering tot levenslange gevangenschap op Loevestein veroordeeld. Eerst in 1631 wisten zij te ontsnappen en bleven ongemoeid. N. werd predikant bij de toen erkende gemeente te Amst. en leider van ’t nieuwe seminarie. Hij overleed in 1652.
Litt.: Rogge, Joh. Uittenbogaart en zijn tijd; C. D. Sax, Car. Niellius, diss. Leiden 1896.