Navel, - 1) umbilicus, het ronde, ingetrokken gedeelte van den voorsten buikwand, waar de navelstreng tijdens de ontwikkeling aangehecht is. De intrekking komt tot stand, doordat het bindweefsel daar ter plaatse het karakter van litteekenweefsel heeft en er geen onderhuidsch vetweefsel is opgehoopt, zooals in de omgeving daarvan. Zie VRUCHTVLIEZEN, EMBRYO. — 2) in de plantkunde de plaats of beter het litteeken op het zaad waar de navelstreng van de zaadhuid is afgebroken.
De navelstreng is de steel, waarmede de zaadknop heeft vastgezeten aan de zaadlijst. Vooral bij erwten en boonen is de n. goed te zien.