Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Munster

betekenis & definitie

Munster, - hoofdstad van de Pruisische prov. Westfalen; 90.000 inw. M. ligt in ’t midden van de laagvlaktebocht, M.sche kom geheeten, en is een oude bisschopszetel met prachtige kerken en nog 23 „hoven”, d. i. winterverblijven van den Westfaalschen adel. Belangrijke korenmarkt.

Ned. consulaat. Sedert 1902 is er een universiteit. — M. was de hoofdstad van het vroegere bisdom Munster, dat uit 2 deelen bestond; het eigenlijke Munsterland en Noordelijk de Munstersche Geest (nu meest bij Oldenburg), door andere gebieden gescheiden. Het bisdom is 791 door Karel den Groote gesticht; onder Otto IV, begin 13de eeuw werd het rijksvorstendom. Zetel des bisschops was Koesfeld, totdat bisschop Christoffel v. Galen (1650—78) de stad M. onderwierp. Dezelfde oorlogszuchtige vorst is in onze geschiedenis berucht door zijn aanvallen op ons gebied in 1665 en vooral in 1672 (zie NEDERLAND, G e s c h.). In 1719 werd de aartsbisschop van Keulen tegelijk bisschop van M., en in 1803 werd het bisdom geseculariseerd ; het grootste deel kwam aan Pruisen, in 1807 bij het groothertogdom Berg, in 1815 weer bij Pruisen.

De afz. bisschopszetel is weer opgericht in 1821. Uit de gesch. der stad zijn vooral te vermelden de opstand en tijdelijke heerschappij der Wederdoopers, onder Jan v. Leyden, 1532—35 en de Westfaalsche vrede, hier in 1648 gesloten. Litt.: Geschichtsquellen des Bistums M., bd. 1—6 (Munst. 1851—99); Tücking, Gesch. des Stifts M. unter Christ. Bernh. von Galen (ald. 1865); Keller, Gesch. der Wiedertäufer und ihres Reichs in M. (ald. 1880) ; Detter, M., seine Entstehung u.s.w. (ald. 1880); Philippi, 100 Jahre preuszischer Herrschaft im Münsterlande (ald. 1904).

< >