Moskee, - ontstaan uit het Arab. „masdjid” : plaats waar men de knieling verricht, in het Arabisch naam van de openbare bedehuizen der Muzelmannen. De bouworde is zeer verschillend, veelal overweegt de koepelvorm en bevinden zich daarbij dunne hooge torens (minaret), van waar de omroeper (moëdzin) de gebedstijden afroept. Waar het laatste geen gebruik is, b.v. in Nederl. O.-Indië, ontbreken zij.
Vele moskeeën zijn ware prachtwerken van bouwkunst van verschillenden stijl, vooral in Spanje, Indië en Turkije. Aan grootere moskeeën zijn openbare scholen, hospitalen, keukens, waarin voor de armen gekookt wordt, verbonden. Overigens is de inrichting van binnen eenvoudig door het ontbreken van meubilair en beelden. Een nis wijst de richting van Mekka aan, waarnaar de geloovigen zich bij de godsdienstoefening oriënteeren. Stoelen of banken zijn niet aanwezig, daar de godsdienstoefening op den meestal marmeren vloer verricht wordt, die soms met tapijten of matten belegd is, tenzij de geloovige zijn eigen bidtapijt medebrengt. Rondom de wanden zijn meestal spreuken uit den Koran in sierlijk schrift aangebracht. Verder bevindt zich daarin een kansel voor den vermaner (khatib), die soms fraai bewerkt is. Uitgenomen enkele bijzonder heilige kunnen de moskeeën thans ook door ongeloovigen worden betreden en bezichtigd.