Minuut, - 1) (wisk.), 60e deel van een hoekgraad, die zelf het 180e deel is van een gestrekten hoek; het teeken voor minuut is een accent. 17' wil zeggen een hoek van 17 minuten, 85° 39' een hoek van 86 graden 39 minuten. Een boogminuut is het 60e deel van een booggraad, die zelf ’t 360e deel is van den cirkelomtrek. — 2) het 60ste deel van het uur. Men spreekt derhalve van boog- en van tijdminuten. De oorspronkelijke term is gradus minutus primus. (Zie GRAAD).
De minuut wordt verdeeld in 60 (boog- of tijd-) secunden. — 3) In de bouwkunst is m. het 30ste deel van een model. In de teekenkunst dient de minuut om de verhouding der deelen van het menschelijk lichaam uit te drukken; voor het hoofd neemt men dan 48'. — Minuutglazen zijn zandloopers, die één m. loopen. Bij het loggen van een schip (zie LOGLIJN) gebruikt men deze van halve of kwartminuten, om die lijn niet te veel te laten uitloopen. — 4) origineel van vonnis of authentieke akte. Zij blijft veelal onder griffier, notaris of ander ambtenaar berusten, terwijl aan belanghebbenden een autentiek afschrift (grosse of expeditie) wordt ter hand gesteld, dat ook als grondslag voor executie kan dienen. Slechts in enkele gevallen behoeft geen minuut te worden gehouden (art. 38 Notariswet) of kan tenuitvoerlegging spoedshalve op de minuut zelf geschieden (artt. 123 en 297 Rv.).