Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mijngas

betekenis & definitie

Mijngas, - methaan, moerasgas, chemische samenstelling CH4, reuk- en kleurloos, zeer licht, soortelijk gewicht 0.558, brandbaar, niet giftig, wel verstikkend. M. ontstaat overal waar plantaardige overblijfselen onder afsluiting van de lucht tot verrotting overgaan: moerasgas in laagveen. Kan het gas niet ontsnappen uit de laag waarin het zich vormt, dan komt het dikwijls onder hoogen druk te staan, tot 42 atmosferen druk is een enkele maal vastgesteld. M. kan dus in alle formaties voorkomen, die plantaardige overblijfselen bevatten en is ook werkelijk in vele formaties aangetroffen, komt echter het veelvuldigste voor in de steenkoolformatie.

In bruinkoollagen is het een uitzondering. In het algemeen komt m. meer voor in de vetkolen dan in de mager- en de gaskolen. Bij het drijven van galerijen of bij het afbouwen van de kolenlaag krijgt het m. gelegenheid uit de kool te ontwijken en mengt zich dan met de lucht. Mengsels met een gehalte aan m. tusschen 5 en 14% geven bij ontbranding aanleiding tot ontploffingen. Bij 9,5% m. is de verbranding volkomen, de temperatuursverhooging het grootste en dus ook de volumenvermeerdering, waarvan weer de ontploffing het gevolg is. Dit zijn dus de gevaarlijkste mengsels. Mengsels boven 14% zijn ook gevaarlijk, omdat er dan altijd een ontplofbare zône moet zijn tusschen dit mengsel en de buitenlucht. Op de plotselinge volumenvermeerdering volgt weer een plotselinge volumenvermindering door afkoeling, welke aanleiding kan geven tot een tweeden slag, vandaar de Duitsche naam „Schlagende Wetter”.

Ook alle holten, die zich tusschen de gesteentelagen vormen en die uit den aard der zaak luchtledig zijn, worden spoedig met m. gevuld als ze zich in de nabijheid van kolenlagen bevinden. Door laboratoriumproeven is dit bevestigd. In dergelijke holten bevindt zich het mijngas dan onder hoogen druk. Dergelijke holten ontstaan veelal boven een kolenlaag die in ontginning is. Het m., dat zich dan daarin ophoopt, kan later, wanneer het door verzakkingen gelegenheid krijgt te ontwijken, in de mijngangen komen. De aanwezigheid van m. kan men het eenvoudigste vaststellen met de veiligheidslamp, d. i. de gesloten mijnlamp.

Het m. brandt met een lichtblauwe eenigszins paarse vlam, die men duidelijk kan zien, wanneer men de lamp zeer laag laat branden. De hoogte van dezen vlamkegel geeft tevens een zeer betrouwbare maat voor het percentage m. dat aanwezig is. Bij 5% m. reikt ze tot boven in de gaaskap, bij 5-14% gaat de lamp uit en brandt alleen het m. in de gaaskap, boven 14% gaat de lamp geheel uit. Nog nauwkeuriger kan m. worden aangetoond met de z.g.n. Pielerlamp, d. i. een veligheidslamp zonder glas, met alleen een gaaskap, waarin spiritus gebrand wordt. Deze brandt met kleurlooze vlam, zoodat de lamp niet laag gedraaid behoeft te worden. Reeds bij 2% m. komt de vlam tot boven in de gaaskap. — Bij mijngasontploffingen zijn vooral de verbrandingsgassen zeer gevaarlijk (Duitsch: Nachschwaden), omdat zich hierin steeds kooloxyd bevindt, een uiterst giftig gas.

< >