Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mergel

betekenis & definitie

Mergel - bezinkingsgesteente, een veel klei en fijn zand bevattende kalksteen. M. ontstaat als diepzeeafzetting, niet ver van de kust; verder in zee niet, omdat de kleibestanddeelen der rivieren tot daar niet doordringen. M. wordt door metamorfose zeer sterk veranderd ; zoowel door contactmetamorfose als door regionale metamorfose gaat het over in kalksilikaatgesteente of kalksilikaathoornrots. — M. is een innig mengsel van de een of andere grondsoort met koolzure kalk. In verband daarmede onderscheidt men kleimergel, leemmergel, zandmergel en kalkmergel.

De laatste is zeer rijk aan koolzure kalk (80 en meer procenten), waardoor deze als kunstmest in den handel gebracht kan worden en de kosten van een ver transport kan dragen. De andere soorten worden slechts aangewend in de naaste omgeving van de vindplaatsen. Het gehalte aan koolzure kalk van mergel wisselt zeer, b.v. van 15—95%. Mergellagen worden hier en daar in den bodem gevonden, in ons land vooral in Zuid-Limburg. De waarde van m. voor bemesting hangt af van zijn gehalte aan koolzure kalk, zijn fijnheid en den aard der bijmengsels. Zoo is klei- en leemmergel zeer geschikt om de natuurkundige eigenschappen van een zandgrond te verbeteren, zandmergel daarentegen zal men bij voorkeur op een kleigrond gebruiken. Overigens komt de werking overeen met die van kalk; wijl de m. echter de kalk als koolzure kalk bevat, werkt ze minder hevig en is daardoor in ’t algemeen het meest geschikte materiaal om de lichtere gronden van kalk te voorzien.

Hoe gelijkmatiger de m. met den grond door eggen wordt vermengd, des te beter de werking. Vooral de vlinderbloemige gewassen als erwten, boonen en klaver zijn dankbaar voor een bemergeling. De aan te wenden hoeveelheden loopen zeer uiteen ; op de lichtere gronden is ± 3000 K.G. mergel met ± 80% koolzure kalk per H.A. een goede hoeveelheid, op zwaardere gronden gaat men zeer veel hooger. Door m. komen in den bodem ook de andere plantenvoedende stoffen meer beschikbaar. Wordt na het mergelen de bemesting verwaarloosd, zoo wordt de grond uitgeput. Vandaar de uitdrukking „uitmergelen”.

< >