Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mercantilisme

betekenis & definitie

Mercantilisme - het systeem, dat in de 16e en 17e eeuw het economisch denken en het economisch leven heeft beheerscht. Men noemt het ook wel het systeem van de handelsbalans, omdat de mercantilisten de welvaart van een land afmaten naar de verhouding van goederen-invoer en -uitvoer. Wanneer de uitvoer den invoer overtrof, sprak men van een gunstige handelsbalans, omdat er dan volgens hen geld in het land kwam. Dientengevolge werd de uitvoer zooveel mogelijk bevorderd, de invoer van buitenlandsche fabrikaten door het heffen van hooge invoerrechten of zelfs door verbod zooveel mogelijk tegengegaan.

Gestreefd werd naar vestiging en uitbreiding van een koloniaal bezit, teneinde een vast afzetgebied voor de moederlandsche industrie te hebben. Overal streefde men naar bevordering van de eigen volkswelvaart met alle ten dienste staande middelen. In Engeland wist Cromwell in 1651 de Acte van Navigatie, gericht tegen de concurrentie der Hollanders, te doen aannemen ten einde de Engelsche scheepvaart te steunen, terwijl ook voor de industrie tal van beschermende bepalingen werden gemaakt. In Frankrijk heeft Colbert, naar wien het stelsel ook wel Colbertisme wordt genoemd, door beschermende maatregelen den grond gelegd voor de fabrikage van gobelins, porselein (Sèvres), enz. in de z.g.n. manufactures royales; tevens trachtte hij door reglementen, die tot in de kleinste bijzonderheden de wijze van produceeren voorschreven, de industrie te bevorderen. In de 18e eeuw echter geraakte tengevolge van de veranderde omstandigheden het mercantilisme, dat in zijn bloeitijd met de behoeften der opkomende groote staten in overeenstemming was geweest, op den achtergrond; het werd heftig bestreden en verdrongen door Physiocraten, die, in plaats van in bescherming, in handels- en bedrijfsvrijheid de beste waarborgen voor de economische ontwikkeling zagen.

In veel opzichten had het Mercantilisme voor de welvaart gunstig gewerkt, maar het was éénzijdig en overdreven. Eenzijdig was het door nagenoeg uitsluitend handel en industrie te bevorderen met achterstelling van den landbouw ; overdreven was het, doordat de staatsbemoeiïng ontaardde in staatsvoogdij, de zorg voor de nationale welvaart in zucht om andere naties afbreuk te doen, de koloniën uitsluitend ten bate van het moederland te exploiteeren. — Een bepaalde school hebben de Mercantilisten, strikt genomen, niet gevormd. De belangrijkste Mercantilistische auteurs zijn Antonio Serra, die in 1613 een verhandeling publiceerde over de oorzaak van den overvloed van goud en zilver; Thomus Meen, met: „A discourse of trade from England into the East Indies” (1609), en: „Englands treasure by foreign trade” (1664); Sir Josiah Child, met: „Brief observations concerning trade and the interest of money” (1668), en „A new discourse of trade” (1690); Sir William Petty, met diverse werken ; Montchrétien de Watteville, wiens „Traicté de l’oeconomie politique” (1615) aan de staathuishoudkunde haar naam heeft gegeven. — Zie over het mercantilisme: Roscher, Zur Geschichte der englischen Volkswirtschaftlehre im 16. und 17. Jahrhundert (Abh. der sächsischen Akad. der Wiss. 3, 1851); G. Schmoller, Das Merkantilsystem in seiner historischen Bedeutung (Schmoller’s Jahrbücher 1884); Laspeyres, Geschichte der volkswirtschaftlichen Anschauungen der Niederländer und ihrer Litteratur zur Zeit der Republik (Leipzig, 1865).

< >