Maximiliaantorens, - aldus genoemd naar hun uitvinder, aartshertog Maximiliaan van Este, 1863 als keizerlijk generaal-veldtuigmeester in Oostenrijk overleden; werden het eerst bij de versterking van Linz aangewend en zijn afzonderlijk liggende, gemetselde en tot verdediging ingerichte werken. De hoogte van den toren, die uit twee verdiepingen bestaat, is 32 voet. Alle gewelven zijn bomvrij. Boven op het plat heeft men een aarden borstwering met 10 stukken gewapend, wier affuiten zóó zijn ingericht, dat men ze gelijktijdig op een en hetzelfde punt kan losbranden.
De bovenste verdieping van den toren is van schietgaten voorzien en bewapend, de onderste verdieping dient tot logement voor 150 man. De bomvrije kelders zijn magazijnen. De toren is door een gracht en aarden borstwering omringd, welke laatste bijna tot aan de zool van het bovenplat reikt.