Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Marck (von der; de la)

betekenis & definitie

Marck (von der; de la) - ; naam van een Duitsch vorstengeslacht, dat reeds in de 12e eeuw voorkomt en zijn naam ontleent aan ’t kasteel Marck bij Hamm. ’t Gesl. splitste zich in verschillende takken o. a.: a. de over ’t gr. M. regeerende dynastie, waarvan verschillende leden in de 13e en 14e eeuw een rol speelden in de gesch. van Gelre. In 1368 kroeg Adolf III v. d. M. Kleef, terwijl zijn zoon Adolf IV den hertogstitel verwierf (1417) en de stad Soest aan zijn gebied toevoegde (1444). ’t Geslacht stierf in 1614 uit. (Zie KLEEF.) Tot dezen tak behoorden de volgende over Luik regeerende bisschoppen:

Adolf de la Marck werd in 1314 tot bisschop van Luik gekozen, trachtte een eind te maken aan den strijd tusschen Waroux en Awans, waardoor hij in botsing kwam met de steden Luik en Huy, waarmede hij in 1316 den vrede van Fexhe sloot; zie LUIK, Gesch. Als echter in 1326 Luik opnieuw in verzet komt, slaagt Adolf er in de Luikenaars te verslaan bij Nierbonne en Hoesselt, waarop bij den vrede van Wihogne (1328) de macht van den bisschop uitgebreid wordt.

Engelbert de la Marck, neef van Adolf d. l. M., werd na een korte sedis vacans in 1345 tot bisschop van Luik gekozen. Een opstand der Luikenaars eindigde met een nederlaag bij Waleffe (1347). Door een verstandig gematigd bestuur wist hij zijn onderdanen te winnen. Onder hem kwam ’t gr. Looz aan ’t bisdom. In 1363 werd hij aartsbisschop van Keulen, b. de Luiksche tak der d. l. M. Tijdens de regeering van Adolf en Engelbert d. l. M. vestigden zich in ’t bisdom leden van ’t geslacht d. l. M., die bezittingen kregen in ’t Zuid. deel van ’t bisdom. Tenslotte had dit gesl. in zijn bezit ’t graafschap Sedan en ’t hert. Bouillon en noemde het zich hertogen van Bouillon.

Leden van dezen tak hebben een belangrijke rol gespeeld in de gesch. van Luik en in die der Nederlanden. Genoemd moeten worden Willem de la Marck-Aremberg, een Nederl. condottiere, die nu eens Karel den Stoute had gesteund tegen Luik, dan Luik tegen Karel den Stoute en in 1478 door bissch. Lodewijk de Bourbon benoemd werd tot grand mayeur van Luik en begiftigd werd met de heerl. Franchimont, hetgeen niet belette, dat Willem de zijde koos van den Franschen koning. In de volgende jaren is Willem meester van het gezag in de stad Luik.

Als Lod. in 1482 een poging doet om zijn gezag te herwinnen, wordt hij verslagen en gedood. In den steek gelaten door den Franschen koning, kan Willem, die ’t plan had zijn zoon Jan tot bisschop te laten kiezen, zich niet handhaven tegen Maximiliaan. Hij wordt verslagen bij Hollogne (1483). Tien jaar daarna valt hij in handen van zijn vijanden, die hem te Maastricht laten onthoofden (1485).

Everhard d. I. M., neef van den vorige, werd in 1505 tot bisschop gekozen. Vijand van de Habsburgers wilde hij steun verleenen aan Karel van Gelre, maar werd hierin verhinderd door de stad Luik, die geen oorlog wilde. Langzamerhand werden de verhoudingen tusschen de bissch. en de regeering in Brussel beter en toen nu door bemiddeling van Karel V Everhard den kardinaalshoed had verworven, sloot hij met de Bruss. regeering de conventie van St. Trond (1518), waardoor ’t bisdom feitelijk een protectoraat van den Habsb. staat werd.

In 1525 werd hij door den paus benoemd tot inquisiteur-gen. der Nederlanden. Belangrijke veranderingen werden door hem gebracht in ’t bestuur van ’t bisd. Bij ’t edict van St. Jacques (1507), dat de basis is gebleven van de staatsreg. van ’t bisd. tot de Fransche rev., werd er evenwicht gebracht tusschen de macht van den vorst en die van ’t volk. ’t Humanisme vond in hem een krachtig aanhanger. Hij stierf in 1538. — Robert II d. I. M., hertog van Sedan en Bouillon, streed aan de zijde van Frans I van Frankrijk tegen Karel V. Herhaaldelijk deed hij invallen in de Zuidel. Ned. Hij stierf in 1536.

Charlotte de la Marck, erfgename van Bouillon en Sedan, huwde in 1501 met Henri, vicomte de Turenne, van toen af zich noemend hertog van Bouillon.

Willem de la Marck, heer van Lumey, nam deel aan ’t verbond van edelen in 1565, maakte na 1567 aan ’t hoofd van een ruiterbende ’t Oostel. deel van de Zuidel. Ned. onveilig. Na deel genomen te hebben aan den tocht van den prins in 1568, ging hij bij de Watergeuzen, die hij in 1672 naar den Briel voerde. Op de Staten-verg. van Dordrecht benoemd tot gouverneur van Zuid-Holland, onderscheidde hij zich door de verovering van Schoonhoven, Rotterdam, Delft en Schiedam, maar werd tevens berucht door zijn wreedheid. Toen hij, bij een poging tot ontzet van Haarlem, verslagen werd, liet Willem van Oranje hem gevangen zetten en van zijn ambt ontzetten. In 1574 vrijgelaten, vertrok hij naar Aken, waar hij opnieuw benden om zich heen verzamelde. In 1578 stierf hij.

< >