Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Manteuffel

betekenis & definitie

Manteuffel - (Edmir Hans Karl baron von), Duitsch krijgsoverste en staatsman, geb. 1809, trad in krijgsdienst en werd adjudant van Frederik Willem IV van Pruisen, die hem met verschillende diplomatieke zendingen belastte en in 1857 benoemde tot afd. chef aan ’t min. v. oorl. Hij werd in 1865 bekleed met ’t mil. en civiel gezag in Sleeswijk en nam in 1866 aan ’t hoofd van een divisie in ’t Pruisische Wester-leger onder v. Falckenstein deel aan den oorlog van 1866. In de volgende jaren is hij belast met dipl. zendingen naar Rusland. In den Fransch-Duitschen oorl. streed hij aan ’t hoofd van een legerkorps eerst in ’t Noorden, daarna in ’t Oosten van Frankr.; van 1871—1873 was hij commandant van ’t Pruis. bezettingsleger in Frankrijk.

In 1879 benoemd tot stadh.gen. van Elzas-Lotharingen trachtte hij door concessies de bevolking met de inlijving bij Duitschl. te verzoenen. Hij verbeterde het onderwijs, zorgde voor de welvaart door verbetering van ’t credietwezen. Toen de ultr. partij te sterk werd, voerde hij censuur in op de dagbladen. Hij stierf in 1885. — Litt.: A. v. Puttkammer, Die Ära von Manteuffel (1904); Valentin, Das Reichsland unter Manteuffel (Deutsche Revue, B. 36).

< >