Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Malaga

betekenis & definitie

Malaga, - 1) prov. van Spanje; 7389 K.M.2, 520.000 inw., omvat een deel van het Andalusische vouwingsgebergte. In het kale gebergte ligt de vruchtbare dalketel van Antequera. In het Z. ligt het kleine, vruchtbare kustbekken van M. Men produceert korensoorten, zuidvruchten, de beroemde zoete wijnsoort „Malaga”, suikerriet, enz. Het gebergte bevat lood, ijzer en nikkel.

2) Hoofdstad van het vorige, gesticht door de Phoeniciërs, van beteekenis in den Rom. tijd; ± 140.000 inw.; ligt aan een baai aan den rand van een heerlijke irrigatie-huerta. De stad heeft een kunstmatige haven, is door spoor- en rijwegen met het achterland verbonden. De prachtig gelegen stad is amphitheatrisch gebouwd tegen het heuvelland en wordt beheerscht door een oude op een steile rots gebouwde vesting (Gibralfaro); aan den voet ligt een Moorsch paleis. Onder de vele kerken munt de in Renaissancestijl gebouwde kathedraal uit. De oude stad is vuil, heeft nauwe, kromme straten en veel oude huizen. M. is een der belangrijkste havens van Spanje. Ned. consulaat. Ook is er veel industrie, n.l. van suiker, ijzer en leder.

< >