Makreel, - Scomber scomber, visch uit de familie der Makreelvisschen (Scomberidae). Lichaam lang gestrekt, weinig zijdelings samengedrukt, eenigszins spoelvormig, met twee rugvinnen en een anaalvin, die juist onder de tweede rugvin staat. Tusschen deze beide laatste vinnen en de staartvin komen zoowel aan de rugals aan de buikzijde 5 kleine op zich zelf staande vinnetjes voor, waaraan de visch gemakkelijk te herkennen is. De kop is lang en spits, de onderkaak iets langer dan de bovenkaak, de mondopening groot.
Kleur der rugzijde bij levende dieren donkergroen, bij doode staalblauw met een aantal donkerblauwe gegolfde dwarsstrepen, zijden en buik zijn paarlmoerkleurig met gouden weerschijn. Lengte 30 tot 40 c.M., groote exemplaren tot 60 c.M. Bewoont den Atlantischen Oceaan en de Middellandsche Zee, maar komt des zomers ook in de Noordzee voor. Voedt zich met pelagische Crustaceeën en plant zich in Juni-Juli, meestal op vrij diep water, voort. Half-was makreelen worden met den naam „spionnetjes” aangeduid. Zwemt in scholen en wordt ook bij ons aan de kust in den zomer en herfst gevangen, doch nooit in grooten getale. Het vleesch is vet en vormt vooral gerookt een voortreffelijke spijs.