Maja (stammengroep) - een inheemsche taal- en stammengroep in Z.O.-Mexico (Chiapas, Tabasco, Campeche, Yucatan), Guatemala en Britsch-Honduras. — Omtrent de oudere geschiedenis der Maja-stammen heerscht nog de grootste onzekerheid. Hun eigen traditie, die ten deele in inheemsche geschriften, dateerende uit den tijd der verovering (zooals het Popol-Vuh der Kiche en de „Annalen” der Cakchiquel) is neergelegd, komt op vele punten met die der Azteken overeen : zoo vinden wij de Mexicaansche Tolteken-legende, zij het onder andere namen, bij hen terug. Het is trouwens boven twijfel verheven, dat de Mexicaansche (Azteeksche) en de Maja-beschaving in den grond één zijn en dat de lotgevallen van beide volken gedurende de periode, waarin hun merkwaardige cultuur tot stand kwam, één geheel vormen. Volgens sommigen zijn de Azteken de oudste dragers dezer cultuur en hebben de Maja haar overgenomen en er op voortgebouwd ; anderen daarentegen meenen te kunnen aantoonen, dat zij bij de Maja ontstaan is. — Omtrent de inrichting der Maja-maatschappij zijn wij eveneens slecht ingelicht.
Onze kennis daarvan berust hoofdzakelijk op de geschriften van Spanjaarden, dateerende uit de 16e en 17e eeuw, want de inheemsche traditie, die wij uit de kronieken en geschiedverhalen van inboorlingen leeren kennen, is zoozeer met mythische elementen vermengd, dat zij uit dit oogpunt vrijwel waardeloos is. Een welkome aanvulling van de Spaansche bronnen hebben wij in de resultaten van het moderne ethnographische onderzoek. Sommige der hedendaagsche Majastammen, vooral de Lakandon in Guatemala, hebben nog veel oude gebruiken bewaard, waardoor de fragmentarische en dikwijls onbegrepen beschrijvingen uit vroeger eeuwen soms opeens duidelijk worden. Zoo weten wij thans dat de Maja-stammen verdeeld waren in totemistische, exogame groepen („clans”), die elk weer een aantal families omvatten. Iedere familie bezat haar eigen gebied, dat gemeenschappelijk bezit van al haar leden was. Waarschijnlijk was elk dorp bewoond door één „clan”, bestuurd door het hoofd v. d. „clan” en eenige ondergeschikte ambtenaren. Soms was het gebied v. d. „clan” onderverdeeld in districten onder hoofden aan wie de dorpshoofden ondergeschikt waren. Deze functie was erfelijk in de mannelijke lijn.
Een dezer hoofden was tevens opperhoofd. Krijgswezen en rechtspraak waren op dergelijke wijze georganiseerd. Hoewel wij van den godsdienst meer weten dan van het maatschappelijk leven, is er toch nog geen sprake van dat heel het ingewikkelde religieuze systeem ons zelfs maar in hoofdtrekken duidelijk zou zijn. En van de mythologie weten wij zoo goed als niets. In ?t algemeen droeg de godsdienst der Majavolken hetzelfde karakter als die der Azteeksche cultuurgroep. Ook hier weer vinden wij hetzelfde nauwe verband tusschen tijdrekening en godsdienstige riten ; ook hier weer blijken oeroude voorstellingen en jongere producten van speculatieve priesterwijsheid tot een onontwarbaar geheel te zijn vergroeid. De Majatijdrekening berustte op dezelfde combinatie van „tonalamatl” en zonnejaar waaruit ook de Mexikaansche kalender was ontstaan (zie onder AZTEKEN). — Het schrift der M.volken bestond evenals dat der Azteken uit ideographische teekens. Men vindt deze „hieroglyphen” deels op steenen monumenten, in laag relief uitgebeiteld of ingeslepen (het procédé, dat men toepaste, is niet bekend), deels op papieren handschriften geschilderd.
De meest bekende ruïnes met inscripties zijn die van Palenque (in Chiapas) en Copan (Honduras), maar ook op vele andere plaatsen treft men er aan, zoo bijv. langs de Usumacintarivier in Guatemala. De hieroglyphen zijn gewoonlijk in kolommen of regels gerangschikt. Ook in hout werden zij somtijds uitgesneden. Het papier der handschriften vervaardigden de M. evenals de Mexicanen van maguey-vezels (Agave americana). Totnogtoe zijn vier zulke handschriften teruggevonden. Zij bevatten teekeningen, die hoogstwaarschijnlijk mythologische tooneelen voorstellen, vergezeld van reeksen hieroglyphen, die hier op dezelfde wijzen gerangschikt zijn als op de monumenten. Wat men totnogtoe van deze geschriften heeft kunnen ontcijferen, heeft nagenoeg uitsluitend op de tijdrekening betrekking. — De ruïnes geven blijk van een hoogstaande bouwkunst.
De groote steenen gebouwen bevinden zich evenals die der Azteken gewoonlijk op een pyramide-vormige ophooging. Zij zijn meestal lang, maar niet hoog, en bevatten veelal verscheidene nauwe gangen, door enorm dikke muren van elkaar gescheiden. Overigens waren zij volstrekt niet volgens een vast principe ingericht; men kan een groot aantal bouwstijlen onderscheiden, wier eigenaardigheden hier natuurlijk niet kunnen worden opgesomd. — Ook op andere gebieden van kunsthandwerk deden de M.stammen geenszins voor de Azteken onder. Hun steensculptuur, hun keramiek en de fraaie schilderingen op aardewerk en op tempelmuren leggen een schitterende getuigenis af zoowel van hun artistieke begaafdheid als van hun technische bedrevenheid. — Zie H. Beuchat, Manuel d’archéologie américaine (Amérique préhistorique — Civilisations disparues) (Paris 1912) ; Th. A. Joyce, Mexican Archaeology. An introduction to the archaeology of the Mexican and Mayan civilizations of Pre-Spanish America (London 1914).