Magnetisme - 1) Naam, waarmede de geheele groep der magnetische verschijnselen wordt aangeduid.
2) Agentia, die vroeger werden aangenomen om de magnetischeverschijnselen te verklaren, en die men zich als fluïda voorstelde. Aangenomen moesten worden twee fluïda, noordmagnetisme en zuidmagnetisme, terwijl gelijksoortige deeltjes elkaar zouden moeten afstooten, ongelijksoortige elkaar aantrekken.
3) In ietwat gewijzigde beteekenis wordt m. nog gebezigd om de sterkte van magneetpolen aan te duiden. Het koppel, dat een magneetnaald ondervindt in een uniform magnetisch veld, is gelijk te stellen aan het product van de magnetische kracht, het magnetisch moment der naald en den sinus van den hoek tusschen de richtingen dezer vectoren, terwijl het magnetisch moment weer gelijk is aan het product van den afstand der nagenoeg aan de einden der naald gelegen polen met de hoeveelheid m. op elke der polen. Op deze wijze kunnen hoeveelheden m. met elkaar worden vergeleken. De hoeveelheden m. veroorzaken derhalve de magnetische krachtwerkingen ; ze worden beschouwd als de divergenties der magnetische kracht. Het m. is dus zoowel dat, waarvan de magnetische kracht uitgaat, als dat waarop ze werkt.
Heeft een magneetpool de eenheid van m., dan ondervindt ze in een magnetisch veld een kracht, die gelijk is aan de magnetische kracht. Zulk een pool wordt een eenheidspool genoemd. Bij een magneetstaaf, die niet zeer dun is in verhouding tot haar lengte, moet men zich het m. over de staaf verdeeld denken en voornamelijk aan de uiteinden aanwezig. Het zwaartepunt hiervan is de magneetpool. In plaats van m. spreekt men ook wel van magnetische lading.