Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Magister

betekenis & definitie

Magister - (Lat.), aan het hoofd staand, bevelhebber, opzichter. Bij de Romeinen was M. een titel voor de meest verschillende staatsen gemeenteambtenaren, corporaties, enz.; bijv.

M. admissionum: keizerlijk ceremoniemeester;
M. aeris; kassier;
M. census: zooveel als minister van financiën;
M. cubiculorum : opperkamerheer;
M. scriniorum; hoofd van het keizerl. kanselarijbureau.

Ook aan het pauselijk hof (zie MAGISTER SACRI PALATII) en in de kloosters was M. de titel van verschillende ambtenaren. Sedert de tweede helft der Middeleeuwen beteekent M. de waardigheid van een tot het geven van academisch onderwijs bevoegd geleerde: meester. Wie deze waardigheid wilde verkrijgen, moest eerst het baccalaureaat en het licentiaat in zijn wetenschap verworven hebben ; reeds in de 12e eeuw hechtte men, vooral in Frankrijk, hooge waarde aan dezen titel. In den oudsten tijd van het universiteitswezen maakte men geen onderscheid tusschen M. en doctor, welke laatste titel thans alleen algemeen in gebruik is. Artium liberalium M.: meester in de vrije kunsten, oudtijds academische graad der philosophische faculteit.

< >