Macaulay (Thomas Babington), 1800—1869, Engelsch staatsman en geschiedschrijver. M. studeerde te Cambridge; hij werd beroemd door zijn Essay over Milton in de Edinburgh Review (1825). In 1830 werd M. lid van het parlement; in 1833 lid van den Oppersten Raad van Indië; van 1834—1838 vertoefde hij in Britsch-Indië, waar hij medewerkte aan de codificeering van het Indische crimineele recht. Na een eervolle politieke loopbaan (1839-1841, secretaris van oorlog in het ministerie Melbourne; 1846 paymaster-general) werd hij in 1867 in den adelstand verheven; hij stierf in 1859 te Londen.
Als staatsman is M. een van de voormannen der Whigs, in revolutie noch in despotisme, maar in den vrijen parlementairen regeeringsvorm het heil ziende van Engeland. Dus ook als historicus: M. behoort tot de liberale school, waar hij een eerste plaats inneemt; zijn historiographie is de verheerlijking van het vrijheidlievende Engeland, zooals dat in de Glorious Revolution van 1688 zijn aanzien ontving; de figuur van den koning-stadhouder Willem III, den hoofdbewerker dezer revolutie, bestraalt hij met het volle licht zijner liefhebbende bewondering. M. werkt breed-schilderend, rustig-vertellend, het oog allereerst op het groote publiek gericht, bij hetwelk hij door zijn arbeid „voor enkele dagen den nieuwsten moderoman van de tafel wilde verdringen”. Zijn hoofdwerk is: History of England from the Accession of James II (1849— 1861), dat onvoltooid, slechts tot den dood van Willem III (1702) reikt. Verder schreef M. vele historische en litteraire Essays, opgesteld voor de Edinburgh Review en voor de Encyclopaedia Britannica. Bekendheid verwierven de historische over William Temple (1838), Clive (1840), Warren Hastings (1841) en Pitt den Oudere (1844).