Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Luchtverversching

betekenis & definitie

Luchtverversching - of ventilatie is het vervangen van de verontreinigde lucht in besloten ruimten door versche lucht en is in de eerste plaats een eisch der hygiëne. Do lucht in een vertrek, waarin zich personen bevinden, wordt verontreinigd door de ademhaling en afscheiding door de huid, door stofontwikkeling en event. door de apparaten voor verlichting en verwarming. Een gebruikelijke maatstaf voor de gesteldheid der lucht is het koolzuurgehalte; van grooten invloed zijn echter tevens de temperatuur en het vochtigheidsgehalte.

De sterkte der ventilatie drukt men uit in het aantal M.3 lucht per persoon en per uur, ofwel men noemt het aantal malen per uur, in welke de luchtinhoud van een vertrek moet worden ververscht. Men onderscheidt :

1) natuurlijke of toevallige ventilatie, 2) kunstmatige ventilatie.

Natuurlijke ventilatie heeft plaats door onwillekeurige openingen langs deuren en ramen en door de poreusheid der wanden. Ze is een gevolg van het temperatuursverschil binnen en buiten en voorts zeer afhankelijk van richting en kracht van den wind. Wanneer een ruimte, door poreuze wanden omsloten, een hoogere temperatuur heeft dan de omringende lucht, zal door het verschil in soortelijk gewicht de lucht door het bovenvlak en de bovenste helft der zijwanden van binnen naar buiten stroomen, terwijl in de onderste helft juist het omgekeerde plaats heeft. Er ontstaat dus een neutrale zône, ongeveer op halverhoogte, waar de lucht in rust is. Hiermede is de natuurlijke ventilatie door temperatuursverschil tusschen binnen- en buitenlucht verklaard. De sterkte dezer ventilatie kan in daartoe gunstige omstandigheden ongeveer éénmaal den inhoud van het vertrek bedragen, zal echter in ’t algemeen veel geringer zijn. Men kan de sterkte der luchtverversching anthrakometrisch bepalen, d. i. door meting van het koolzuurgehalte, waarbij koolzuur b.v. in vloeibaren toestand in het vertrek wordt gebracht, terwijl men dan na een bepaalden tijd het koolzuurgehalte der lucht bepaalt en daaruit berekent de hoeveelheid lucht, welke in dat tijdsverloop het vertrek heeft doorstroomd. De eenvoudigste manier van kunstmatig ventileeren is met behulp van vensters en deuren.

Zij heeft het bezwaar zeer afhankelijk te zijn van de buitentemperatuur en den wind, terwijl ze niet zóó is door te voeren dat de personen onder alle omstandigheden tegen hinderlijken tocht zijn gevrijwaard. Hetzelfde geldt voor het invoeren van lucht door roosters in de buitenmuren, welke in vertrekken met centrale verwarming achter de radiatoren worden aangebracht, met de bedoeling dat de lucht vóórgewarmd het vertrek binnen komt. Voor afvoer van bedorven lucht metselt men kanalen, welke, in het vertrek beginnend, boven dak uitmonden. De trek van deze kanalen berust op het temperatuursverschil tusschen de lucht binnen en buiten en neemt hiermede toe. De uitmonding der kanalen moet zoodanig zijn aangebracht, dat beweging der lucht in tegengestelden zin bij iedere windrichting is uitgesloten. Doelmatig is een dergelijk kanaal langs een schoorsteen te leggen; ook verwarmt men de lucht in het kanaal wel met gasvlammen of met behulp der centrale verwarming. Ook kan men de lucht uit een vertrek zuigen met een electr. gedreven ventilator, of wel men brengt in een luchtafvoerkanaal zulk een ventilator aan, welke bij een gering temperatuursverschil tusschen binnen en buiten, in werking wordt gesteld. Door de luchtafvoerkanalen van verschillende vertrekken in een gemeenschappelijk kanaal te doen uitmonden, komt men tot een centrale event. mechanische afvoerventilatie-inrichting.

Het afzuigen van lucht uit een vertrek doet de neutrale zône rijzen en versterkt de toestrooming van lucht van buiten, hetgeen bijv. in zalen zeer hinderlijk kan zijn, vooral wanneer deuren worden geopend. In dit opzicht verdient een ventilatie-systeem de voorkeur, waarbij de lucht mechanisch in het vertrek wordt gedrukt, de neutrale zône gaat dan omlaag. Bij dit systeem zuigt de ventilator buitenlucht aan, welke in verschillende apparaten van stof wordt gereinigd, op de vereischte temperatuur en vochtigheidsgraad wordt gebracht en door kanalen naar de lokalen wordt gedrukt. Ook in mijnen moet gezorgd worden voor voldoende l. Voor een mijn van eenige grootte is het daarom noodzakelijk, dat zij door minstens twee gangen of schachten met de aardoppervlakte verbonden is. Eén ervan dient dan als intrekkende, de andere als uittrekkende gang of schacht. Staat de mijn slechts door één gang of schacht met de oppervlakte in verbinding, dan moet deze door een schot in tweeën worden gedeeld of er moeten luchtkokers in worden aangebracht. Het is dan echter zeer moeilijk een dergelijk schot of luchtkokers goed luchtdicht te maken. In het Nederlandsche mijnreglement van 1906 wordt voorgeschreven, dat iedere mijn door minstens twee schachten met de oppervlakte in verbinding moet staan.

Verder moet de hoeveelheid lucht, die per man en per minuut door de mijn wordt gevoerd, een zeker minimum bedragen; in Nederland is dit 2 M.3 De l. kan zijn natuurlijk of kunstmatig; in het eerste geval wordt zij verkregen zonder, in het laatste geval met mechanische hulpmiddelen, nl. ventilatoren. Een natuurlijke luchtstroom ontstaat steeds als de opening van de eene schacht of gang hooger ligt dan die van de andere. De hoogstliggende werkt dan als een schoorsteen, welke werking wordt verhoogd, doordat de uittrekkende lucht tengevolge van verschillende oorzaken (aardwarmte, warmteontwikkeling door lampen en machines in de mijn, door menschen, paarden of andere trekdieren, chemische werkingen) warmer is dan de intrekkende lucht. Is het hoogteverschil tusschen in- en uittrekkende opening gering, dan kan men den natuurlijken trek versterken door op de uittrekkende een koker te bouwen, die dan als schoorsteen dient of door de uittrekkende lucht te verwarmen, waartoe vroeger soms vuur in de schacht gebrand werd, tegenwoordig geschiedt dit nog wel door het inblazen van stoom in de schacht. Meestal wordt echter de natuurlijke l. versterkt door middel van ventilatoren. Voor de keuze van den meest geschikten ventilator moet men kennen de hoeveelheid lucht, die door de mijn gevoerd moet worden, de depressie, die de ventilator kan veroorzaken, en den weerstand van de mijn. Voor den laatsten geeft de ,,equivalente opening” een maat. De meeste ventilatoren werken zuigend en worden dus nabij de uittrekkende schacht geplaatst, waarmede zij dan door een kanaal verbonden worden.

De schachtopening wordt dan luchtdicht afgesloten. Moet in de uittrekkende schacht ook nog vervoer plaats hebben, dan moeten bijzondere inrichtingen worden gemaakt om toch een zooveel mogelijk luchtdichte afsluiting te verkrijgen. Hiertoe wordt soms in de gang, waardoor de opgevoerde delfstoffen worden afgevoerd, een luchtsluis aangebracht, soms worden in het bovenste gedeelte van de schacht de liften door houten kokers geleid; op iederen koker bevindt zich een deksel, dat door de bovenkomende lift wordt opgelicht. Het onderste deel van de lift bevindt zich dan reeds in den koker en is voorzien van een houten vloer, die nauwsluitend in den koker past. De schachtopening buiten den koker is permanent met ijzeren platen luchtdicht afgesloten. In den koker wordt dus door middel van deksel en houten vloer onder de lift een luchtsluis gevormd.

De versche lucht, die door de andere schacht intrekt, wordt naar de onderste „verdieping” gevoerd, of indien op meerdere verdiepingen tegelijk gewerkt wordt, over deze verdeeld. De stroom van iedere verdieping wordt weer verdeeld over de verschillende afdeelingen van de verdieping en stijgt langzaam langs de verschillende „werkpunten” op naar de hooger gelegen verdiepingen, waar al deze deelstroompjes zich langzamerhand weer vereenigen tot uittrekkende stroomen, die naar de uittrekkende schacht worden geleid. De bovenste verdieping van een mijn wordt dan ook meestal de luchtverdieping genoemd, omdat het doel van de daar aangelegde werken allereerst beoogt een goede luchtverversching. Het geheel is zeer goed vergelijkbaar met den grooten bloedsomloop in het menschelijk lichaam. Evenals het slagaderlijke bloed geleidelijk verdeeld wordt over de haarvaten en daar zijn zuurstof afstaat, waarna het als aderlijk bloed weer wordt vereenigd en door de aderen naar het hart terug wordt gedreven, wordt in de mijn de versche lucht geleidelijk verdeeld over de verschillende werkpunten, staat daar de noodige zuurstof af, komt verontreinigd met koolzuur en andere gassen weer te zamen om ten slotte door de uittrekkende schacht te worden afgevoerd.

< >