Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lorentz

betekenis & definitie

Lorentz - (Hendrik Antoon), Nederl. natuurk., geb. 1853 te Arnhem, promoveerde 1875 te Leiden op een dissertatie: Theorie van de reflectie en breking van het licht, 1878 hoogl. in de natuurk. te Leiden, doceerde aldaar tot 1907 zoowel experimenteele als theoretische physica. Tot 1912 bleef hij gewoon hoogleeraar te Leiden, in welk jaar hij zich te Haarlem vestigde, waar hij als curator van Teyler’s Stichting zijn wetenschappelijk werk voortzette, terwijl hij als buitengewoon hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit verbonden bleef. Sinds 1881 is L. lid van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, sinds 1910 voorzitter van dit lichaam. Voorts is hij lid of eerelid van vele buitenlandsche wetenschappelijke genootschappen, terwijl hem uit het buitenland nog tal van andere eerbewijzen ten deel vielen.

Vele malen is hij ook door buitenlandsche genootschappen tot het houden van voordrachten uitgenoodigd; van de internationale vergaderingen, op initiatief van Solvay te Brussel bijeengeroepen, was hij voorzitter. Als curator van Teyler’s Stichting heeft hij aldaar meermalen belangwekkende leergangen gegeven over actueele onderwerpen der physica. Op het gebied der theoretische natuurkunde heeft L. baanbrekende onderzoekingen verricht; met name is hij de grondlegger der electronentheorie, waarover in 1892 een verhandeling verscheen: La théorie électromagnétique de Maxwell et son application aux corps mouvants (Leiden, E. J. Brill), waarna in 1895 de beroemde verhandeling volgde: Versuch einer Theorie der electrischen und optischen Erscheinungen in bewegten Körpern (Leiden, E. J. Brill, herdrukt bij Teubner, Leipzig 1906). Een overzicht van deze en latere onderzoekingen over dit onderwerp is te vinden in Theory of Electrons and its applications to the phenomena of light and radiant heat (Leipzig 1909), een bewerking van de reeks voordrachten, door L. in 1906 te New-York gehouden. Door zijn onderzoekingen over de electrodynamica heeft L. den grond gelegd tot de door Einstein ontworpen relativiteitstheorie, over welk onderwerp ook vele verhandelingen van zijn hand het licht zagen. Zijn werkzaamheid was echter niet tot deze deelen der natuurkunde beperkt; hij heeft zich op elk gebied der physica bewogen, gedeeltelijk zijn zijn verhandelingen verschenen in de: Abhandlungen über theoretische Physik (Leipzig 1907). Verder zagen van zijn hand o. a. het licht: Leerboek der Differentiaal- en Integraalrekening (Leiden 1882, Duitsche uitgave 1900), Beginselen der Natuurkunde (Leiden 1872, 7e druk, bewerkt met L. H. Siertsema 1919), Zichtbare en onzichtbare bewegingen (Leiden 1901). In 1919 begon de publicatie van de door hem te Leiden gegeven colleges door zijn leerlingen onder den naam Lessen over theoretische natuurkunde.

< >