Longslakken, - Pulmonata, een orde der slakken, gekenmerkt door het bezit van een „long”. Dit ademhalingsorgaan wordt gevormd door een groot aantal fijn vertakte, dunwandige bloedvaten, welke zich in den binnenwand van den mantel bevinden. Kieuwen ontbreken. De meeste vormen hebben een echte slakkengedaante met gewonden schelp en grooten kruipvoet, b.v. de wijnbergslak.
Bij andere, b.v. de aardslakken, ontbreken de schelp en de ingewandszak, zoodat de bovenzijde van het dier vrijwel recht is; de mantel ligt in dit geval op de rughuid vlak uitgestrekt. Alle zijn hermaphrodieten. De meeste zijn landdieren; sommigen echter leven in zoet of zout water; dergelijke vormen moeten echter aan de oppervlakte komen om lucht in de ademholte op te nemen. Het meerendeel voedt zich met plantendeelen, vooral bladeren en vruchten; sommige zijn carnivoor en eten wormen, slakken, enz. Het zijn dieren, die leven op vochtige duistere planten, die hen voor indrogen beschutten; gedurende den winter, wanneer voedsel ontbreekt en evenzoo in warme streken in het droge jaargetijde trekken zij zich op beschutte plaatsen of in den grond terug en brengen dien tijd in rust-toestand door (hier te lande van October tot April). Zij planten zich voort door eieren, die door landvormen in den grond gelegd, door waterdieren in klompjes of snoeren aan waterplanten bevestigd worden.
Zeer groot is de verscheidenheid in vorm, grootte en kleur; het aantal beschreven soorten omvat vele duizenden vormen, over de geheele aarde verpreid, maar naar de tropen toenemend; in het hooggebergte komen zij tot 4000 M. hoogte nog voor. Aangezien zij zich langzaam verplaatsen, is verre verspreiding eener zelfde soort zeldzaam; sommige geslachten, bv. Helix, zijn kosmopolieten. In ons land komen 15 soorten van Helix voor, waaronder de wijnbergslak; verder de tuinslak en de veldslak; van de naakte vormen de wegslak, de aardslakken, enz. Ook in zoetwater, vooral in slooten en vijvers, komen vele soorten voor, b.v. de poelslak, de schijfslakken en de moerashorenslak. Op bijgaande plaat vindt men een aantal L. afgebeeld, n.l in de figuren 1-6, 13 en 15.