Loeang, - eil. in de Banda-zee, tusschen ± 128 en 129° O.L. en op ± 8° Z.B., behoorende tot de L. Sèrmatagroep, en administratief tot de onderafd. Kisar der afd. Z.-Timor en Eil., res. Timor.
Het heeft een oppervl. van ± 85 K.M.2 en bestaat uit een heuvel, welks hoogste top 260 M. is, en die met schrale grasvelden en enkele boomgroepen bedekt is. De bevolking, waaronder veel flinke zeevaarders zijn, werd in 1885 op ± 1200 zielen geschat; de helft is reeds tot het Christendom overgegaan. Bekend zijn de goud- en ijzersmeden van L.; ook de sarongs en omslagdoeken van het eil. zijn gezocht. Litt.: Tijdschr. Bat. Gen. Dl. 33, bl. 193 e. v.