Lith (mr. pieter anthonie van der) - geb. 1844 te Utrecht, promoveerde 1864 te Utrecht, deed in 1868 het Grootambtenaarsex., maar werd, op !t punt naar Indië te vertrekken, benoemd tot hoogleeraar aan de Rijksinstelling van onderwijs in Ind. taal-, land- en volkenkunde, te Leiden, om onderwijs te geven in Staatsinstellingen en geschiedenis van N.-I.; later nam hij het Moh. recht in plaats van de geschiedenis. Na opheffing dezer instelling werd hij tot hoogleeraar aan de Leidsche Universiteit benoemd; van 1886—1892 was hij tevens Directeur der gemeentelijke Leidsche Indische instelling. Overl. 1901.
Voornaamste geschriften : Livre des merveilles de l’Inde (1885—1886) (naar een Arab. handschrift uit de 13de eeuw); De Koloniale wetgever tegenover Europ. en Inl. wetsbegrippen (de Gids 1882). Van de 1e uitgave der Encycl. van N.-I. verschenen de eerste drie deelen grootendeels onder zijn redactie; veel artikelen daarin zijn van zijn hand.