Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lippi (filippino)

betekenis & definitie

Lippi (filippino) - geb. omstreeks 1469, overl. 1604 te Florence. Italiaansch schilder en zoon van Filippo Lippi. Daar zijn vader reeds stierf toen F. L. nog zeer jong was, werd hij een leerling van Botticelli, wiens grootste navolger hij in zijn eersten tijd geworden is. F. L. is een soepel talent. Van zijn vader heeft hij de weekheid en subtiele aanvoeling in het coloriet.

Zijn beste werk is het in 1480 gemaakte Altaarstuk van Maria, die aan den Hl. Bernard verschijnt (Badia, Florence). Door het succes hiervan wordt hem opgedragen de Brancaccikapel, die door Masaccio onvoltooid was gelaten, te beëindigen. Hierbij weet hij op merkwaardige wijze zich in den stijl van zijn 60 jaar vroeger levenden voorganger in te denken.

L. toont hier de grootheid van zijn talent, maar ook het gevaar, dat in een zoo betrekkelijk onzelfstandige persoonlijkheid is gelegen. Toen aan het einde van het Quattrocento de Florentijnsche kunst in een maniërisme ontaardde, is hij een van de eersten, om daaraan mede te werken. Maar dan blijkt ook, dat zijn talent te kort schiet. Zijn composities worden overvol en druk, maar leeg van inhoud, zijn schilderwijze blikachtig en onbezield. Zijn kunst bereikt in zijn jeugd het hoogtepunt en wordt daarna onbevredigend. Litt.: Muther, Geschichte der Malerei, Dl. I; B. Berenson, The study and criticism of Italian Art (London, 1901/02); Venturi, Storia dell’ arte Italiana en de aldaar vermelde litteratuur.

< >