Lijn-etsen, - in ’t algemeen alle methoden om voorstellingen zonder middentinten (half-tonen) in een drukvorm om te zetten, ’t zij op lythographischen steen (zie STEENDRUK) of op metaalplaten. De verlangde tekst en (of) afbeeldingen kunnen met vetten inkt op de drukplaat worden geteekend, of eerst op papier worden geteekend en daarna op de drukplaat worden overgedragen (zie AUTOGRAPHIE), waarna de plaat op de gebruikelijke wijze wordt geëtst. In den regel echter wordt de naam l.-e. (ook wel zincographie) gegeven aan cliché’s, waarbij de verlangde voorstelling fotografisch op een metaalplaat wordt overgebracht, zoodat het origineel zoo noodig mechanisch vergroot of verkleind kan worden weergegeven. Het naar het origineel vervaardigde fotografisch negatief wordt op een zink- of koperplaat gecopieerd, welke door overgieten met een oplossing van ammonium- of kaliumbichromaat in eiwit is lichtgevoelig gemaakt.
De gecopieerde afbeelding wordt vervolgens in water ontwikkeld en, na met vetten inkt ingerold te zijn, met hars- of asphaltpoeder ingestoven. Na verhit te zijn, beschermt dit laagje de lijnen der afbeelding tegen de inwerking van het etsbad, een verdunde salpeterzuuroplossing. Om te voorkomen, dat de lijnen ook ter zijde wegbijten, wordt het etsen nooit ver doorgezet, doch verscheidene malen herhaald, en de plaat telkens opnieuw afgedekt, zoodat de smeltende hars of asphalt ook ter zijde van de lijnen vloeit en zoodoende de kanten tegen de werking van het zuur beveiligt. De hierdoor langs de kanten ontstane trapjes worden den laatsten keer, bij het z.g.n. remetsen, weggebeten, terwijl dan nog de groote holle plekken met een fraismachine worden uitgeboord. Na gemonteerd (op een voetstuk van letterhoogte gebracht) te zijn is het cliché voor afdrukken gereed.