Levy (mr. isaäc abraham) - Ned. rechtsgeleerde en staatsman, geboren te Doetichem 1836, overleden 1920 in Amsterdam, studeerde te Leiden, en vormde hier op de colleges van prof. Scholten zijn wijsgeerige richting, vestigde zich als advocaat in ’s lands hoofdstad, waar hij tal van jaren in de kiesvereeniging „Burgerplicht”, welke hem meermalen tot bestuurslid en voorzitter koos, de kiezers opwekte tot deelneming aan het openbare leven, en zich een groot vriend betoonde van Thorbecke en diens beginselen. Ook de Mij. „Tot Nut van ’t Alg.” vond in hem een krachtigen woordvoerder.
In 1887 en in 1891 werd hij naar de Tweede Kamer afgevaardigd, doch telkens duurde zijn zitting wegens Kamerontbinding zeer kort. L. gold niet alleen als een der meest vooraanstaande rechtsgeleerden in ons land, maar verwierf zich ook naam als schrijver van tal van artikelen in vakbladen van oeconomischen, staatkundigen en philosophischen aard (o. a. de Economist) en van vele brochures en werken, waarvan we noemen: Het Duitsche Handelswetboek vergeleken met het Nederlandsche Wetboek van Koophandel (1869); Levensverzekering (1875); Jan Rudolph Thorbecke (1876); Engelsch Kathedersocialisme (1879); Antirevolutionnair Staatsrecht (1886) ; Voortzetting van Opzoomer’s Burgerlijk Wetboek (1892-); Het Indeterminisme (1900); Het doel, de eisch en grens der Vakvereeniging (1903); Proceshervorming (1907); Het ongevraagd ontslag der gehuwde onderwijzeres (1908); Socialisme (1910); Een aanslag op Grotius teruggeslagen (1911); Volkenrecht (1915).