Leoninus - (Elbertus), eig. Elbert de Leeuw, geb. te Zalt Bommel, waarsch. 1520, gest. te Arnhem 1598, hoogl. in de rechtswetenschap te Leuven 1660, werd wegens zijn grooten naam als jurist zeer vaak vereerd met volmachten als gezant en gemachtigde naar de St.-Gen Van zeer gematigde opvattingen, vooral in godsdienstzaken, behoorde hij tot degenen die, hoewel aan den koning trouw gebleven, naar een bevredigende schikking met het opgestane deel des volks streefden. Hij was eerste gemachtigde van den landvoogd Requesens in diens onderhandelingen, teekende de Pacificatie van Gent voor de St.-Gen. (1676) en de Unie van Brussel (1577) voor Gelderland. Toen hem bleek dat bevrediging onmogelijk was wegens den onwil van Filips II, koos hij de partij des Prinsen van Oranje (1579).
Hij werd kanselier van Gelderland (1591) en daarop ook afgev. ter St.-Gen. Later kwam hij in den Raad van State en werd belast met zeer belangrijke opdrachten o. a. was hij een der drie die na de reductie van Groningen (1694) een regeeringsreglement voor Stad en Lande moesten vaststellen. Aan de wetgeving in zijn gewest (Gld.) heeft hij groot aandeel gehad (Veluwsch landrecht 1593 o.a.). Algemeen genoot hij vertrouwen, o. a. van W. I. — Litt.: Autobiografie uit zijn laatste jaren, uitg. d. Delprat in Nijhoff s Bijdr. VI (1148), Bahh. v. d. Brink, Studiën en Schetsen, V.