Lemercier - 1) (Jacques), geb. 1585, gest. 1860 te Parijs. Fransch architect onder Lod. XIII. Hoewel hij in Italië studeerde, kenmerkt zich zijn stijl door een eigen karakter, dat in zijn ontwikkeling zich steeds meer onderscheidt van de zuiver Italianiseerende bouwwerken.
Bij zijn terugkeer in Parijs kreeg hij van Richelieu dadelijk eenige belangrijke werken in opdracht. Allereerst de uitbreiding van het Louvre (zie aldaar), de fassade de l’Horloge is door L. gebouwd en behoort met de Colonnade van Ferrault tot de mooiste deelen van dit monumentale bouwwerk. In 1629 werd de eerste steen gelegd voor de Universiteit de Sorbonne, waarvan de kerk het belangrijkste is en opvalt door zuiverheid van stijl. L. is ook de bouwmeester geweest van het Palais Royal, dat thans door verbouwing niet meer in zijn oorspronkelijk karakter is te herkennen; voorts bouwde hij na den dood van Mausard de kerk van Valde Grâce, waarmede nauwelijks een begin was gemaakt en St. Rock, waarvan hij de voltooiïng evenwel niet heeft beleefd. Opgave zijner werken in de Dict. gén. des Artistes de l’école française door B. de la Changuerie en Aunay. Litt.: H. Lemonnier, L’Art français au temps de Richelieu et de Mazarin (Parijs, 1893); Æ. Brinckmann, Die Baukunst des 17. und 18. Jahrhunderts in den romanischen Ländern.
2) Népomucène, Fr. dichter (1771-1840), is één dergenen, die de Fr. letterkunde, gedurende de Revolutie en het eerste Keizerrijk, trachtten los te maken van de klassieken en haar in nieuwe banen te leiden. Hij schreef vele treurspelen, waarvan Agamemnon (1797) en Christophe Colomb de verdienstelijkste zijn, en het eerste historisch blijspel Pinto (1800). Deze vurige en trouwe aanhanger van de 18de-eeuwsche philosophie, die weigerde den eed van gehoorzaamheid aan Napoleon af te leggen en niets van de Bourbons wilde aannemen, toont zich een voorlooper van de romantiek in zijn zonderling epos Panhypocrisiade (1819), een helsch tafereel van de 16de eeuw, door Dante geïnspireerd, tegelijk blijspel, heldendicht, satire en fantastisch drama, waarin allerlei personen een rol vervullen. L. ziet overal den dood, de onverschilligheid van de natuur, die het individu vernietigt en slechts belangstelling heeft voor de soort. Zijn zetel in de Fr. Academie werd, in 1841, ingenomen door Victor Hugo.