Lagedrukstoomverwarming - is de naam van een systeem van centrale verwarming, dat na de warmwaterverwarming de meeste toepassing vindt. De druk van den stoom aan het begin van het buizennet varieert met de uitgestrektheid daarvan tusschen ongeveer 0,04 en 0,15 K.G. per c.M.2 In fabrieken met stoombedrijf zal men in de eerste plaats trachten den afgewerkten stoom van een krachtswerktuig voor verwarming te gebruiken, welke, zoo noodig, kan worden aangevuld met gereduceerden verschen ketelstoom. In scholen, theaters en derg. gebouwen worden voor de stoomontwikkeling gewoonlijk gietijzeren ledenketels (zie aldaar) toegepast, welke niet onder toezicht van het stoomwezen staan. Om overschrijding van een maximum stoomspanning te voorkomen, brengt men bij den ketel een met water gevulde standbuis-veiligheid aan, zoodanig ingericht, dat bij overschrijding van den maximum-druk de ketel in open verbinding met de atmosfeer komt.
Daalt de stoomdruk, dan vult zich de standbuis automatisch weer met water. Verder behooren tot de uitrusting van den ketel, behalve peilglas en manometer, nog een vuurregulateur onder invloed van den stoomdruk en een laagwaterstandsfluit. Thans wordt vrijwel zonder uitzondering het zoogenaamde open systeem uitgevoerd. Hierbij wordt de stoom door een onder den vloer van den beganen grond gelegen verdeelleiding gevoerd naar stijgbuizen, waaraan de radiatoren op de verschillende verdiepingen zijn aangesloten. Deze stoomleidingen worden zóó gedimensioneerd, dat de stoomdruk bij intrede in den radiator bijna is verbruikt door de wrijvingsverliezen. De hoeveelheid stoom, welke een radiator binnenstroomt, moet overeenkomen met diens uitstralingsoppervlak, zoodat aan het einde van den radiator alle stoom juist is gecondenseerd. De gecondenseerde stoom vloeit door een tweede systeem van buizen terug naar den ketel. De condensleiding is nabij den ketel in open verbinding met de atmosfeer door de zgn. luchtpijp.
Door de luchtpijp wordt dus bij het aanwarmen de lucht uit leidingen en radiatoren gedreven, terwijl bij afkoeling en ook bij afsluiten van radiatoren de lucht in omgekeerde richting stroomt. Het condenswater, dat zich door afkoeling in de stoomleidingen vormt, wordt in de condensleiding afgevoerd door syphons, welke verhinderen, dat stoom in de condensleiding kan treden. De regeling der warmteafgifte van de radiatoren geschiedt door de kraan aan den stoominlaat te knijpen. Hierdoor treedt niet genoeg stoom binnen om den geheelen radiator te vullen, zoodat de onderste helft met lucht gevuld blijft, welke uit de condensleiding terugstroomt. In de hier beschreven regeling ligt het kenmerkend voordeel van de lagedrukstroom verwarming boven die met hoogen stoomdruk. Bij laatstgenoemd systeem is een dergelijke regeling niet mogelijk, hetgeen bovendien leidt tot groote verliezen, doordat de stoom, zonder te zijn gecondenseerd, de radiatoren verlaat, waartegen condenspotten en automatische condenswaterafscheiders in de praktijk zijn gebleken weinig afdoende middelen te zijn. De voordeelen van lagedrukstoomverwarming tegenover waterverwarming zijn de volgende: De aanlegkosten zijn voor installaties van eenigen omvang lager door de nauwere leidingen en kleinere radiatoren.
De regeling der warmteafgifte is veel gevoeliger, daar een afgesloten radiator snel afkoelt. Door deze laatste eigenschap is stoomverwarming op haar plaats daar waar de behoefte aan warmte snel wisselt, dus in theaters, scholen, enz. De nadeelen van stoomverwarming tegenover waterverwarming zijn de volgende: Centrale regeling der warmteafgifte, zooals bij waterverwarming met de keteltemperatuur geschiedt, is door verandering van de stoomspanning niet door te voeren. Hierdoor heeft bij hoogere buitentemperatuur spoedig oververwarming der vertrekken plaats, wat voor de bewoners onaangenaam is en tot een onzuinig brandstofverbruik aanleiding geeft. De hooge temperatuur der radiatoren doet het stof uit de lucht verschroeien, wat vooral in betrekkelijk kleine vertrekken de atmosfeer spoedig bederft. De werking is niet absoluut geruischloos, terwijl de levensduur der condensleidingen beperkt is.