Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kruseman (arie cornelis)

betekenis & definitie

Kruseman (arie cornelis) - in 1818 geboren zoon van den Haarlemschen apotheker H. D. Kr., kwam na het doorloopen der Latijnsche school bij verschillende boekverkoopers en uitgevers in de leer, vestigde zich in 1840 op bescheiden voet als boekhandelaar in zijn geboortestad en verbond tien jaar later een boekdrukkerij aan zijn zaak. Sinds 1857 wijdde hij zich geheel aan het uitgeversvak, waarmede hij reeds in 1841 was aangevangen. Als uitgever is K. van groote beteekenis geworden, zoowel door het gehalte als door de verzorging zijner uitgaven en tot zijn kloekste en beste ondernemingen heeft hij steeds zelf den stoot gegeven. Na zich in 1874 met Dr.

H. D. Tjeenk Willink te hebben geassocieerd, trad K. in 1878 geheel uit de zaak, doch nam sinds dien een grooter aandeel in het werk van nuttige instellingen in en buiten Haarlem en besteedde vooral zijn kennis en tijd aan de samenstelling van geschriften over den Nederl. boekhandel. Als vrucht van dien arbeid kwamen zijn Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel, gedurende de halve eeuw 1830—1880; De Fransche wetten op de Hollandsche drukpers, 1804— 1814- en Aanteekeningen betreffende den boekhandel van NoordNederland in de 17e en 18e eeuw tot stand. Vooral het eerstgenoemde, waarin K.’s herinneringen uit het tijdperk van eigen zakenleven zijn vastgelegd, is een werk van blijvende beteekenis. K. overleed in 1894. Zie J. W. Enschedé, A. C. Kruseman, 2 dln. 1898—99.

< >