Korfbal, - gemengde sport, behoorend tot de groote partijspelen. Wordt gespeeld tusschen twee partijen, elk van 6 spelers en 6 speelsters, die over het speelveld van 40 bij 90 M. over drie even groote vakken worden verdeeld, zoodanig, dat in elk vak twee speelsters en twee spelers van elke partij staan. In de uiterste vakken bevindt zich aan een 3,5 M. hoogen paal een bodemlooze korf. Doel van het spel is den bal — een gewonen voetbal — van boven door den korf der tegenpartij te werpen.
Het spel berust vooral op samenspel, vlugheid en het geheel meester zijn van den bal, die alleen met de handen mag worden aangeraakt. Door het loopen, springen, bukken, en door het werpen en vangen van den bal geeft het korfbalspel een zeer alzijdige lichaamsoefening en wordt daarom door de autoriteiten op het gebied der lichamelijke opvoeding hoog aangeslagen, in 1912 door den Heer N. Broekhuysen uit Zweden naar ons land overgebracht, en daar weder uit Amerika geïmporteerd, is korfbal langzamerhand een zuiver Nederlandsch spel geworden. 1902 werd de Nederlandsche Korfbalbond opgericht, die in de ruim 15 jaren van zijn bestaan hard gewerkt heeft voor de verbetering van het spel en voor de verbreiding ervan. Thans omvat de organisatie ruim 100 aangesloten vereenigingen met meer dan 4000 leden. Buiten den N.K.B. staan nog de gewestelijke bonden in Groningen, Drente en Zeeland. In alle deelen van het land is het spel bekend, zoodat korfbal, na voetbal, wel het meest verspreide openluchtspel in Nederland mag worden genoemd.