Kompas (geolog.) - dient voor de bepaling van de strekking van gesteentelagen en verschilt van een gewoon k., doordat, minstens aan één zijde, het grondvlak een rechten kant heeft, evenwijdig aan de lijn N.—Z. van de schaalverdeeling. Deze rechte kant wordt bij horizontalen stand van het k. tegen het bovenvlak van de laag gelegd. Op de schaalverdeeling plegen 0. en W. verwisseld te zijn.
Dan wijst de Noordpool van de naald bij de beschreven gebruikswijze dadelijk de strekking van de laag aan. G. k. zijn bovendien voorzien van een klinometer om tevens de helling der laag te kunnen meten.