Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Koffiecultuur (gouvernements-)

betekenis & definitie

Koffiecultuur (gouvernements-) - in Ned-Indië. De teelt van koffie op Java dateert uit het laatst der 17de eeuw, toen onder Gouv.-Gen. van Outhoorn de eerste proeven werden genomen ; de eigenlijke cultuur werd echter pas omstr. 1708 door den Gouv.-Gen. van Hoorn ingevoerd. Weldra werd de levering door de Comp. verplicht gesteld, en aan de dwangcultuur, vooral in de Preanger, een groote uitbreiding gegeven, terwijl de bevolking slechts een zeer geringe betaling ontving. Gouv.-Gen.

Daendels gaf bevel tot den aanplant van 45.000.000 nieuwe boomen, maar Raffles schafte de gedwongen cultuur af, behalve in de Preanger. Commissarissen-Generaal maakten een regeling, waarbij de teelt vrij was, doch een deel der opbrengst aan het Gouv. moest worden afgestaan ; echter werd ook nu weer de Preanger uitgezonderd, waar de bevolking slechts / 2,42 per pikol ontving. In 1832 voerde Gouv.-Gen. van den Bosch het koffie-monopolie in, waardoor de levering van alle koffie aan het Gouv. verplicht werd ; de bevolking ontving per pikol ƒ 10.-—. Tijdens de verdere jaren van het Cultuurstelsel onderging de aanplant een groote uitbreiding, zoodat het aantal koffieboomen in 1840 geschat werd op 330 millioen, terwijl in 1843 de opbrengst meer dan 1 millioen pikol bedroeg. Van de groote opbrengsten van het cultuurstelsel, van 1840—1876 op ± f 781 millioen berekend, kwam 7/9 uit de koffie. Na 1848 is aan de Gouvernements-koffiecultuur geen groote uitbreiding gegeven, maar nog langen tijd zijn de grondslagen, waarop van den Bosch ze gevestigd heeft, n.l. gedwongen aanplant, onderhoud, pluk en levering, behouden gebleven.

Tal van veranderingen zijn in den loop der jaren aangebracht, waaronder vooral de aandacht trekt de voortdurende stijging van het plantloon, de vermindering van de bij de gedwongen teelt ingedeelde désa’s, geleidelijke opheffing in verschillende residenties van het Gouv. koffie-monopolie. Koffie-aanplantingen, door de bevolking vrijwillig aangelegd, worden als vrije cultuur beschouwd ; echter is in de streken waar het monopolie nog bestond, de levering ook van die koffie (mônôsoekôö-koffie, naar de Jav. uitspraak van het Mal. mana soeka = zooals men wil, vrijwillig) was echter verplicht. De opbrengst is, vooral sedert 1890, sterk gedaald; in de laatste jaren bedroeg ze telken jare ± 30.000 pikol; alle middelen om de opbrengsten te verhoogen faalden, tot bij de Wet van 8 Mei 1915 Ind. Stb. No. 491, art 56 van het Reg. Regl. werd ingetrokken .waarmede ook het doodvonnis over de Gouv. koffiecultuur op Java is uitgesproken, zoodat deze weldra geheel tot het verleden zal behooren. Voor zoover op de Buitenbezittingen de verplichte koffiecultuur heeft bestaan, was zij reeds veel vroeger ingetrokken: Gorontalo 1870, Benkoelen 1872, Menado (Minahasa) 1899, Sumatra’s W.-kust en Tapanoeli 1908.

< >