Koerden - een volk van Iranische afstamming, dat wederom in tallooze onderafdeelingen of stammen vervalt. Enkele van die stammen, zooals de Loeris en Bakhtijaren in Perzië, willen zich zelf niet als Koerden beschouwd hebben, ofschoon zij ongetwijfeld tot hen moeten gerekend worden. In het algemeen onderscheidt men de Oostelijke en de Westelijke K., de laatste ook Koermandj genoemd. Genen hebben hun hoofdzetel in het Zagros gebergte, hoewel verspreide afdeelingen in verder gelegen Perzische provinciën, Azerbeidjan, Khorasan aangetroffen worden; dezen wonen in Turksch Koerdistan, ten Z. van het meer Wan, en verder verspreid in de Oostelijke wilajets van Klein Azië te midden van Armeniërs, Turken en andere volksstammen; ja tot zelfs in Mesopotamië en Syrië kan men hen vinden.
Slechts gedeeltelijk zijn zij tot het gezeten leven overgegaan, verreweg de meesten leiden een nomadisch leven en zijn berucht als roovers van een woest en ontembaar karakter. Weliswaar belijden zij den Islam, maar meestal in een ketterschen vorm, waarin nog heel wat elementen van de oude Iranische godsdiensten schuilen. De taal door de K. gesproken is nauw verwant aan het Nieuw-Perzisch, maar bij de verschillende stammen verschillend, zoodat er een groot aantal Koerdische dialecten moeten aangenomen worden. Vg. Justi, Kurdische Grammatik, A. Jaba, Dictionnairekurde-français, O. Mann, Kurdisch-Persische Forschungen. — De letterkunde is slechts voor een klein deel geschreven, maar rijk in liederen van allerlei soort, in volksverhalen en sprookjes, door Europeesche geleerden verzameld en bekend gemaakt. — Wat de geschiedenis der K. betreft, zoo neemt men aan, dat reeds in de Oudheid met Carduchi, Gorduaei enz. Koerden gemeend zijn.
Zij zullen zich van uit het Oosten Westwaarts verspreid hebben. In de Middeleeuwen geraakten zij onder Arabische heerschappij, maar handhaafden zich in zwaar toegankelijke bergstreken onder nationale hoofden, die later afzonderlijke dynastieën vestigden, zooals die der Merwaniden, Hasanawiden, der Fazloeja's, der Loeren, enz. Ook de Ajjoebiden, onder wie vooral Saladyn bekend geworden is, waren van afstamming Koerden. Ten slotte echter werd het Koerdische gebied gedeeltelijk door de Perzen, gedeeltelijk door de Turken onderworpen, zonder dat echter de krijgshaftige bevolking daardoor in gehoorzame onderdanen van deze beide staten herschapen werd. Integendeel, zoowel de Perzische als de Turksche heerschers moesten zich tevreden stellen met een nominale heerschappij, die slechts door een listige politiek tegenover de Koerdische stamhoofden kan gehandhaafd worden. — Het aantal K. is natuurlijk niet met juistheid op te geven, maar bereikt vermoedelijk niet het cijfer van 2.000.000, al reikt het dicht daaraan toe.