Kleef (gesch. van ’t vorstendom K.) - Bij 't begin van onze jaart. was dit landschap bewoond door de Kelt. Menapiërs, terwijl tijdens de volksverhuizing de Frank. Chamaven zich hier vestigden. In de 9e en 10e eeuw lag hier de gouw Attuaria, die in ’t begin van de 11e eeuw in leen werd gegeven aan Balderik van Hamaland, na wiens val uit de gouw Attuaria het graafschap Kleef werd gevormd, dat in leen werd gegeven aan een Zuid-Vlaamsch geslacht (± 1025).
In 1368 werd ’t gr. vereenigd met ’t gr. Mark, terwijl in 1407 Adolf VI van Kleef den hertogstitel kreeg. De gesch. van ’t Vorstendom in de 13e, 14e en 15e eeuw is een aaneenschakeling van oorlogen tegen Gelre en Keulen. In 1521 roerden Kleef en Mark vereenigd met de hert. Gulik en Berg, zoodat er zich een staat van beteekenis begon te vormen aan den Neder-Rijn; de poging om daarmede ook Gelre te vereenigen mislukte. In den oorlog van 1538 tot 1543 slaagde Karel V erin zich van Gelre meester te maken. Wanneer in 1609 het regeerend vorstengeslacht uitsterft, wordt aanspraak op deze landsch. gemaakt door Johan Sigismund van Brandenburg en Wolfgang Wilhelm, paltsgr. van Neuburg. Wanneer de keizer de vorst, wil laten requestreeren, teneinde ze over te geven aan den keurvorst van Saksen, die ook aanspraak maakt, mengen de Rep. der Ver.
Ned. en Frankrijk zich in ’t geschil. De dood van Hendrik IV (1610) verhindert ’t uitbreken van den oorlog (Gulik-Kleefsche Successie-oorl.). In 1614 wordt er een oplossing gemaakt, doordat Kleef, Mark, Ravensberg en Ravenstein zullen komen aan den keurv. van Brandenburg, Gulik en Berg daarentegen aan den paltsgr. van Neuburg. Definitief werd deze verdeeling geregeld bij het tract. van 1666. Van dit jaar af vormt K. een onderdeel van de Pruisiseh-Brandenb. staat (zie PRUISEN). Litt.: Archivalia, Uebersicht über den Inhalt -der Kl.
Archive der Rheinprovinz (Publ. Ges. Rh. Gesch. 19). Zie ook KEULEN, RIJNLAND.