Klavier - Benaming van de familie der snaarinstrumenten, die met toetsen (Lat. claves = sleutels) bespeeld worden. Waar die toetsen alleen dienen om mechanisch de snaar in trilling te brengen, kan men de geschiedenis van het k. terugrekenen tot in de hooge oudheid, den tijd van lyra en kithara. De vaak geopperde stelling, dat het monochord de voorlooper van ons k. zou zijn, kan alleen worden aanvaard ten opzichte van de bespanning met één (later meer) snaar. Het had hamers noch toetsen.
Veel meer aannemelijk is de theorie, welke hakkebord en psalterium als voorloopers van het k. aanwijst. De eerste vormen van het k. als bruikbaar, ’t zij ook primitief muziekinstrument zijn: clavichord en clavecymbel. Het eerste had minder snaren dan toetsen; verschillende tonen werden op één snaar teweeggebracht, door het aanslagspunt nauwkeurig te laten samenvallen met de trillingsknoopen der snaren ; ook geschiedde de aanslag niet door middel van hamers, maar van metalen strookjes, tangenten genoemd. Het clavecymbel had een snaar voor eiken toets; de aanslag geschiedde met „dokken”, waarin ravenpennen bevestigd waren. Andere vormen waren het spinet en het in Engeland gewaardeerde virginal. Met de uitvinding van het hamer-systeem begon de glanstijd van het k. Die uitvinding schijnt op verschillende plaatsen tegelijk te zijn geschied.
Pantaleon Hebenstreit en Cristofori hebben langen tijd om de eer gestreden. Van dat tijdstip af heeft het k. zich gestadig ontwikkeld. Silbermann, een tijdgenoot van Bach, was beroemd om zijn vleugels. Stein te Augsburg, Streicher te Weenen, Erard en Pleyel te Parijs, Broadwood te Londen werkten gestadig aan de volmaking. Hoe voortreffelijk het fabrikaat tegenwoordig is, welke fabrikanten tot beroemdheid zijn gekomen, mag voldoende bekend worden geacht. Verschillende pogingen om variëteiten van het k. te vervaardigen voerden tot het ontstaan van het clavecytherium, een voorlooper van onze pianino.