Klappen in de ijzers - Noemt men een afwijking in den gang van het paard. Terwijl een paard gewoonlijk bij het loopen de achterhoeven plaatst daar waar de voorvoeten juist geplaatst geweest zijn, komen er paarden voor, die met de achterhoeven al ter plaatse zijn, als de voorhoef nog niet naar voren gebracht is. Dan raken de toonen der achterhoeven tegen de voorhoeven aan, óf tegen de ballen óf tegen de ondervlakte der ijzers of tegen het toongedeelte ervan. Ook slaan zij wel juist met de achterhoeven langs den toon der voorijzers.
Het kan zijn dat zij kneuzingen krijgen van ballen of zool, dat ijzers worden los- of afgeslagen, dat aan den toon der achterhoeven defecten optreden. Mogelijk is zelfs dat het paard met den toon van den achterhoef tusschen de takken van een voorijzer beklemd raakt. Dan valt het paard onmiddellijk, het paard „vangt zich”. Bij elk klappend paard hooren wij voortdurend het klapgeluid, dikwijls het geluid van het slaan van het achterijzer tegen het voorijzer. De Franschen zeggen daarom van het paard „il forge”. De oorzaak van het klappen kan gelegen zijn in den bouw van het paard, in vermoeidheid of slapte, in foutief of verwaarloosd beslag. Men beslaat de achterhoeven met klapijzers; dit zijn hoefijzers waar de toon van den hoornschoen overheen steekt. Verder beslaat men de voorhoeven met korte ijzers, maakt men de toon zoo kort mogelijk en geeft men een opzet, Dit laatste om het sneller vooruitbrengen der voorhoeven te bevorderen.