Khiwa, - of Chiwa, 1) Khanaat in Toeran, gelegen tusschen het Aralmeer, de beneden-Amoe, den O.-rand van het Oest-Oertplateau en de woestijn Karakoem ; 67.430 K.M.2, ± 646.000 inw. De kom van het land is een uitgestrekte oase, die gevoed wordt door talrijke van de Amoe afgeleide armen en kanalen; een oude Amoe-arm, de Darjalyk, stroomt naar het steppemeer Sary-Kamysj in het W. van het land. Het kultuurland is niet grooter dan ± 6000 K.M.2, het overige, ook dat tusschen de besproeiïngskanalen, is dorre steppe of woestijn. De gezeten bevolking bestaat uit Oesbeken, daarnaast leven een 400.000-tal nomadiseerende Turkmenen van den stam der Jomoeden.
Alle bewoners zijn Mohammedanen. Verbouwd worden katoen, dat het voornaamste uitvoerproduct vormt, verder tarwe, vruchten als meloenen, perziken, druiven en moerbeien, tabak. Erwten, boonen en aardappelen zijn door de Russen ingevoerd. Op de steppen zijn veeteelt en jacht de voornaamste middelen van bestaan, visscherij op het Aralmeer en in de Amoe. Aan groote nederzettingen is het land arm. Behalve de hoofdstad zijn de voornaamste : de handelsplaats Koenja Oergentsj en het eindpunt van de scheepvaart op de Amoe, Koengrad. Aan het hoofd der regeering staat de Khan. Sedert 1873 is K. een Russische Vazalstaat.
2) hoofdstad van het vorige, eigenlijke stadje 6000 inw., oase ± 30.000 inw., gelegen aan een irrigatiearm van de Amoe en door karavaanwegen met Sjeich-Abas-bali aan die rivier, met het boven Amoe-gebied, met Merw en Askabad verbonden. De stad is door een reusachtigen muur omgeven en wordt door een citadel beheerscht. Het is een vuil plaatsje, met ellendige leemen huizen, waartusschen enkele met koepels en minarets versierde moskeeën staan.