Kauwen - bestaat uit een aantal deels bewuste, deels automatische bewegingen, die ten doel hebben het voedsel in de mondholte te verkleinen en met speeksel te vermengen. Men kan er aan onderscheiden: bijten, malen en heen en weer bewegen van den mondinhoud. Het bijten is een snijdende, op en neer gaande beweging van de tanden, het malen geschiedt door de kiezen ; de tong eindelijk zorgt voor het heen en weer bewegen van het voedsel. Het k. geschiedt met een zeer groote kracht, de kauwspieren kunnen langen tijd zonder vermoeienis hun arbeid verrichten.
Het voedsel wordt daarbij in kleine stukjes, wier grootte varieert van 0,01—1,2 m.M. verdeeld. Middelerwijl scheiden de speekselklieren rijkelijk speeksel af, dat zich met het voedsel vermengt, het zetmeel in maltose omzet, en vele bestanddeelen oplost. Aan het goed kauwen van een bete wordt ongeveer 1/2 minuut besteed; dan is de massa tot een z.g. bolus vervormd en volgt op de kauwbeweging de slikbeweging. Het gemiddelde volumen van een bolus is 5 c.M3.