Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kaukasië

betekenis & definitie

Kaukasië, - gebied in de grensstreken van Europa en Azië, tot aan de revolutie behoorende tot het Russische rijk, groot 469.220 K.M.2, in l915 met 13.230.000 inw., gelegen tusschen Zwarte- en Kaspische Zee. Het werd van het N.W. tot ‘t Z.O. doorsneden door den Kaukasus. Het gebied ten N. van de kam wordt Ciskaukasië, ten Z. ervan Transkaukasie genoemd. Ciskaukasië bestaat uit een jongtertiair, door vele dalen doorsneden heuvelachtig steppeland: het plateau van Stavropol, dat de laagte van de Koeban in ’t W., van de vlakte van de Koema, de dorre z.g. Nogaïersteppe, scheidt.

Deze laatste vormt één geheel met de Kaspische laagte. In het Z. stroomt de Terek met een groote, moerassige delta in de Kaspische Zee. De N.-grens wordt gevormd door de Manytsj-laagte, die de Kaspiscne Zee met de benoden-Don verbindt. — Transkaukasië bestaat uit twee bekkens: het dient begroeide van de Rion, en het droge steppegebied der Koera en beneden-Aras. De beide laagten worden gescheiden door heuvel- en bergland (Meskhische gebergte), dat zich tot 2800 M. verheft. Deze bergdrempel verbindt tevens den Kaukasus met het Armenische gebergte (zie ARMENIË). De Kaukasus is een hoog alpien ketengebergte, dat zich in een rechte,± 1100 K.M. lange lijn van den Koeban-mond tot het schiereiland Apsjeron uitstrekt. De oudste gesteenten (graniet- en primaire leien) en de hoogste kam vindt men dicht bij den Z.-kant, terwijl N.-waarts jongere lagen (mezozo'ische leien, zandsteen en kalk) en lagere ketens zich erbij aansluiten. In het Z. wordt de hoofdkam slechts door smalle ketens van jong-tertiaire gesteenten begeleid.

De hoofdkam is over een lengte van 700 K.M. meer dan 3000 M. hoog, zeer gesloten en sterk vergletsjerd. Onder de talrijke hooge toppen zijn de vulkanische Elbroes en Kasbek resp. 5629 M. en 6043 M., de Kasjtan-tau 5211 M. hoog. De dalen zijn diep ingesneden. Verreweg de meeste zijn diepe dwarsdalen. De voornaamste passen zijn de 2380 M. hooge Kruispas, waarover de Groesinische heerweg gaat en de 2825 M. hooge Mamisonpas. De sneeuwgrens ligt, in verband met den neerslag, in ’t W. en aan den Z.-rand lager dan aan den N.-rand en in het O. .(N.-helling in ’t W. 3300 M., in ’t O. 3900 M.; Z.-helling in ’t W. 2900 M., in ’t O. 3500 M.). — Het klimaat is over ’t algemeen continentaal; in ’t Z., dat door den Kaukasus beschermd wordt, natuurlijk zachter dan in !t N. In Cisk. liggen de Januari-isothermen tusschen — 6 en 0°, de gemiddelde Julitemperatuur is er ^ 23° C. In Transk. heeft Tiflis resp. 0° en 24,6°, Bakoe + 3,4° 26°. De neerslag is in geheel Cis- en in Oosttelijk Transkaukasië gering (tusschen 240 en 500 m.M.). Daarentegen valt zij in het Riongebied en aan de Kaukasische kust der Zwarte Zee zeer veel (Batoem 2370 m.M., Ssotsji 2080 m.M.). In het W. deel, zoo ook in het gebergte, valt de meeste neerslag in den zomer (in ’t N. meer in den vóór-, in ’t Z. meer in den nazomer). In het kustgebied der Kaspische Zee zijn de zomers zeer regenarm. — In verband met den velen neerslag is de vegetatie in t W. zeer rijk.

In de dichte loofwouden zijn hier de boomen op tropische wijze met klimplanten bedekt. De woudgrens ligt in t gebergte in t N. op 2650 M., in t Z. op ± 2200 M. Daarboven vindt men de Rhododendronzone. Cisk. en het Koera-gebied zijn grootendeels steppen, die langs de rivieren met woud, bouwland en rietmoerassen afwisselen. — ln K. komen nog voor de wisent, de gems, de bezoargeit en de steenbok, talrijke herten, de lynx, de panter. — De bewoners bestaan uit verschillende volken. In de steppen ten W. van de Kasp. Zee zwerven vele kleine Mohammed, stammen, zooals de Tartaarsche Nogaeërs in Cisk., de Sjahsewenzen in Transk. Niet tot het Mongoolsche ras behoort de voornaamste der Kauk. volkengroepen, de Karthwelische, in ’t W., waarvan de Christelijke Georgiërs of Groesinen den belangrijksten stam vormen. Hiertoe behooren ook de Mingreliërs aan de Zwarte Zeekust. Zie verder ook KAUKASISCHE TALEN. — Voor de oudste Grieken was de K., waaraan Prometheus vastgeklonken was, het einde der wereld.

Eerst door de veldtochten van Pompeius tegen Mithridates, 65 v. C., werd het gebergte beter bekend. — Hoofdmiddelen van bestaan zijn veeteelt en landbouw. De veeteelt, soms Alpenwirtschaft, in de steppen nomadenteelt, levert veel schapen, verder runderen, paarden; in de Christelijke streken varkens, in de Zuidelijke vlakten ook zijdeteelt. De landbouw levert gerst en haver in de hoogere deelen, tarwe en gierst in de lagere van het gebergte; in de moerassige streken ook rijst. Verder tabak, aan de Z.-helling thee. In het Koeragebied wordt katoen verbouwd. De vruchtenteelt levert noten, kastanjes, moerbeien en druiven. De laatste groeien in het Westelijk woudgebied in het wild. De wouden leveren vooral note- en beukehout.

Het voornaamste mineraal is petroleum op het schiereiland Apsjeron bij Bakoe; een pijpleiding voert de olie naar Batoem aan de Zwarte Zee. Verder steenkolen, koper en mangaan (in de buurt van Koetaïs). In Tiflis had zich in den laatsten tijd eenige groot-industrie ontwikkeld, vooral van tabak en sigaretten en katoen. De voornaamste verkeerswegen zijn de spoorwegen van Noworossiisk over Jekaterinodar en Wladikawkas naar Bakoe en van daar over Tiflis naar de Zwarte Zeehavens Poti en Batoem. De voornaamste plaatsen zijn: Tiflis (327.800), Bakoe (237.000), Jekaterinodar (107.000), Wladikawkas (80.000), Noworossiisk (66.700). — Sedert de revolutie hebben zich hier afzonderlijke staten gevormd, als de Koeban-republiek, Georgië (om Tiflis) en de Terek-republiek. In het O. Aserbeidsjan, dat in de macht van Sovjet-Rusland schijnt te zijn. Het Armenische gedeelte in het Z. heeft zich bij de Armenische republiek gevoegd.

< >