Karsteniet - zie ANHYDRIET.
O.L. uitstrekt en de Hongaarsche vlakte omgeeft. De buitenzone heeft overal ongeveer het zelfde karakter. Aan den buitenrand beginnen zij met mioceene heuvels, die rijk zijn aan steenzout en petroleum; dan volgen de langgestrekte, eentonige, met dichte wouden bedekte zandsteenketens, waardoor de rivieren met zigzagloop heen breken en die binnenwaarts steeds hooger worden. Zoowel aan binnenals buitenkant worden de zacht gevormde zandsteenketens soms begeleid door reeksen woest gevormde kalkklippen. Deze buitenzone begint in de West.-K. met het Marsgebergte (587 M.) en de Witte K., verder Oostelijk verheffen zich de West-Beskiden in den Babiagora tot 1725 M. De kristallijne binnenzone begint aan den Donau bij Pressburg met de Kleine Karpaten (748 M.), dan volgen in het N. het Neutragebergte, Tatra en Hooge Tatra, in het Z., door breede lengtedalen hiervan gescheiden, de Groote Tatra, de Lage Tatra en het Gollnitzer gebergte. Het hoogste gedeelte, en wel van de geheele K., is de Hooge Tatra, een elliptisch bergmassief van 90 K.M. lengte, tusschen breede dalvlakten. De scherp getande kam bereikt in de Gerlsdorfer Spitze 2663 M. — Zuidel. van het Grandal ligt het Hongaarsche Ertsgebergte, waarvan het Oostelijk gedeelte uit zacht gevormde, dicht met wouden bedekte kristallijne massieven, het Westelijk deel uit vulkanisch gesteente (trachyt) is gevormd. Een andere oud-vulkanische keten loopt ten O. van het breede Hernaddal.
De Woud-K. vormen het middelste deel van den bergboog. In het Westelijk deel bereiken slechts weinig toppen van dit zandsteengebergte de 1000 M. Oostwaarts wordt het weer hooger (Sewola 1818 M.). De kristallijne binnenzone ontbreekt hier. Wèl vindt men hier het vulkanische Vihorlat-Gutin-gebergte, waarvan de vormen veel scherper zijn, dan die van ’t zandsteengebergte. — De Oost-K. strekken zich uit van de boven-Theiss tot ten Z. van Kroonstad. Hier is aan de binnenzijde weer een kristallijne keten met hooge toppen (o. a. Pietrosu, 2305 M.) benevens een trachytketen, de Hargita (Keleman 2102 M.), door mooie lengtedalen van elkander gescheiden. Westelijker verheft zich het kristallijne, door trachytbergen doorbroken Bihar- en Zevenburgsche Ertsgebergte (Kukurbeta, 1849 M.). Tusschen dit bergland en den buitenrand der K. ligt het mergel- en zandsteenplateau van Zevenburgen, dat 800 a 400 M. hoog is en door de talrijke rivieren in een golvend heuvelland is herschapen. In het Z. wordt het begrensd door de hooge Transsylvanische Alpen (mika-lei en Jura-kalk).
Het geheele gebergte is voor het grootste gedeelte met dichte wouden bedekt. De eiken(tevens tarwe-) grens ligt op ± 1000 M. Kromhout reikt tot 1800 M. Alpenweiden komen weinig voor. De bevolking is, behalve in de mijnstreken en vruchtbare dalen van het W., dun. Beren en wolven komen nog veel voor. Vele passen zijn bekend geworden in den oorlog (b.v. de Duklapas).