Karel (keizers duitsche rijk) - naam van keizers van het Duitsche Rijk.
K. I (zie KAREL DEN GROOTE).
K. II (zie KAREL DEN KALE VAN WESTFRANKENLAND).
K. III (zie KAREL DEN DIKKE VAN OOST-FRANKENLAND).
K. IV, oudste zoon van Johan van Bohemen en Luxemburg, geb. 1316, genoemd naar zijn peetvader Karel IV van Frankrijk, werd opgevoed aan ’t Fransche hof. In 1331 stadhouder van Noord-Italië geworden moest hij dit ambt neerjeggen, waarop hij benoemd werd tot stadhouder van Bohemen en Moravië, welke landen onder zijn bestuur tot bloei kwamen. Nadat K. wegens de blindheid van zijn vader sedert 1341 het bestuur over de Lux. landen geheel en al in handen had gekregen, werd hij in 1346 gekozen tot tegenkoning van Lodewijk van Beieren, na wiens dood hij de heerschappij in bezit kreeg en wist te behouden tegen Gunther van Schwarzburg (1347). K. stelde zich ten doel zijn dynastieke belangen in de eerste plaats te behartigen, terwijl hij zich beschouwde als rijksvorst en weinig gaf om de waardigheid van koning. Na in 1355 tot keizer te zijn gekroond, gaf hij in 1356 de gouden bul, waarbij de keurvorsten een bevoorrechte positie kregen, zoodat’t Duitsche rijk een keurvorsten-oligarchie werd. De macht van zijn huis wist hij uit te breiden door vergrooting van ’t bezit. Achtereenvolgens krijgt hij een deel van de OpperPalts (1353) en Neder-Lausitz (1367) en de rest van Silezië (1368) en ’t markgr. Brandenburg (1373).
Wanneer hij gebruik maakt van de ineenstorting van Frankrijk na de nederlaag van Maupertuis (1356) om zich te doen kronen tot koning van’t Arelatische rijk,is zijn doel hier geen ander, dan vestiging van zijn eigen oppergezag, evenals hij in de kleine Duitsche vorstendommen ditzelfde trachtte te bereiken. Zijn eigen land Bohemen ging onder zijn bestuur vooruit. Meeren meer maakte de oude Middeleeuwsche staat plaats voor den beambtenstaat, de rechtspraak werd verbeterd door afschaffing van ’t Godsoordeel, terwijl de oprichting vaneen Universiteit te Praag ten goede kwam aan de wetensch. vorming van de Czechen. Hij stierf in 1378. — Litt.: Bronnen: Scriptores rer. Boh. IV; Zimmermann, Acta Caroli IV; Schrijvers: Werunsky, Gesch. Kaiser Karl IV (1880—1892); Huber, Karl IV; Gottlob, Karl IV priv. und pol. Beziehungen zu Frankreich (1883). (Zie verder ook DUITSCHLAND, Geschiedenis)
K.V, oudste zoon van Philips den Schoone en Johanna van Arragon,geb. 1500 te Gent, volgde na den dood van zijn vader (1506) dezen op in de Nederl. onder regentschap van zijn grootvader Maximiliaan en in Castilië, waarover Philips koning was geweest, onder regentschap van zijn grootvader Ferdinand van Arragon. Aangezien de regeering van Maximiliaan niet voldoende rekening hield met de belangen der Ned. gew., wist de nationale partij in de Nederlanden onder leiding van den heer van Chièvres de verheffing van Karel V tot heer der Ned. gew. door te drijven (zie NEDERLAND, Geschiedenis) (1515). Na den dood van zijn grootvader Ferdinand van Arragon, nam hij ook’t bestuur der Spaansche landen in handen (1516). Toen nu door den dood van Maximiliaan I de Duitsche keizerszetel vacant werd, wist hij met hulp van de Fuggers tot keizer verkozen te worden (1519). De leening, die K. met ’t oog op de verkiezing bij de Fuggers had moeten sluiten en die gedekt werd door de inkomsten uit Spanje, werkte mede tot vergrooting der ontevredenheid in dit land, die in 1519 tot een uitbarsting kwam in Castilië en zich weldra uitbreidde tot in Valencia. Eerst in 1521 is deze opstand bedwongen. Voorrechten werden aan de beide landen ontnomen, terwijl Morisco’s en Marrano’s, die aan den opstand deel hadden genomen, vervolgd werden. Voor de Ned. gew. heeft de verkiezing van K. tot keizer ten gevolge gehad, dat er in ’t geheel geen rekening meer werd gehouden met de belangen dezer gewesten, terwijl de machtsontwikkeling van ’t Habsb. huis, dat nu regeerde over gewesten en landen, die Frankrijk aan drie zijden begrensden, Frankrijk noopte tot een strijd om ’t bestaan tegen 't Habsb. huis.
Na in 1619 te Barcelona ’t bestuur der Ned. geregeld te hebben, waarbij tot landvoogdes werd benoemd Margaretha van Savoye, die bijgestaan werd door den Conseil Privé, vertrok K. naar Duitschland, waar hij in 1620 gekroond werd en een rijksdag bijeenriep, die in 1621 te Worms bijeen kwam. Hier koos K., ten einde den paus naar zijn zijde over te halen, partij tegen Luther. Hersteld werd verder het Reichskammergericht en ingesteld werd ’t Reichsregiment, dat zetelende te Neurenberg tijdens de afwezigheid van den keizer in minder belangrijke zaken zelfstandig zou mogen optreden. Geregeld werd ook de verhouding tusschen K. en zijn broer Ferdinand. K. kreeg de Spaansche en Bourg. landen, terwijl aan Ferdinand de Oost. landen ten deel vielen, waardoor voortaan ’t Habsb. huis gesplitst is in een Spaanschen en een Oostenrijkschen tak. Ondertusschen was in ’t zelfde jaar de oorlog uitgebroken tusschen Frankrijk en K., waarvan als oorzaken moeten worden genoemd ’t streven van K. om Bourgondië te heroveren en zich in ’t bezit te handhaven van Napels en Sicilië met ’t oog op de korenvoorziening van Spanje. Voor de Ned. gew. was de oorlog met Frankrijk zeer nadeelig. Handel, visscherij en nijverheid stonden spoedig geheel en al stil.
In de Ned. streden K.’s troepen met succes tegen Gelre, den bondgenoot van Frankrijk. De Gelderschen moesten Friesl. ontruimen, zoodat dit gewest, dat in 1616 door George van Saksen verkocht was aan K., door de regeering van K. in bezit kon worden genomen (1524). In Italië werd daarentegen met afwisselend succes gestreden, totdat het K. gelukte den Franschen een zware nederlaag toe te brengen bij Pavia (1525), waarbij Frans I in gevangenschap geraakte. Bij den vrede van Madrid is Frans I genoodzaakt Bourgondië af te staan en af te zien van alle aanspraken op de Italiaansche landen. Zoodra echter de Fransche koning in zijn land terug is gekeerd, bereidt hij zich voor tot een nieuwen oorlog tegen K. ’t Gelukt hem een bondgenootschap te sluiten met Milaan, Venetië, Florence en de Kerk. Staat (Heilige Ligue van Cognac 1526), waarop de oorlog in 1527 opnieuw begint. In ’t begin hebben de Franschen succes. De Spaansche vloot wordt verslagen bij Amalfi, waarop de Franschen ’t beleg slaan voor Napels (1528).
Wanneer echter de Genueesche vloot, die eerst de Franschen had geholpen, overgaat naar de zijde van K., geraken de Franschen in moeilijke omstandigheden; zij moeten ’t beleg opbreken en zich bij Arusa overgeven. Een inval van K.’s troepen, die in 1627 Rome geplunderd hadden (sacco di Roma) in Provence mislukt. Met succes streden K.’s troepen, aangevoerd door George Schenck, in de Ned. De Gelderschen werden gedwongen ’t Neder- en ’t Oversticht te ontruimen, zoodat Karel van Gelder genoodzaakt was bij den vrede van Gorkum deze beide landschappen aan K. af te staan (1528). Voor ’t overige leden de Ned. gew. door den stilstand van alle takken van welvaart zeer veel nadeel. Ook in ’t Duitsche Rijk was de toestand slecht. De waardevermindering van ’t geld, welke intreedt na de ontdekking van Amerika, had medegebracht verarming van breede lagen der bevolking, zoodat ze ternauwernood de lasten konden dragen, die hun opgelegd werden met ’t oog op de oorlogen tegen de Turken. In 1522 komt de lage adel in verzet onder leiding van Frans van Sickingen.
Door den landgr. van Hessen en de keurvorsten van Trier en de Palts wordt deze opstand onderdrukt (1523). Gevaarlijker was de opstand der boeren, die in 1524 in Zuid-Duitschland, Tirol en Stiermarken uitbreekt en waarbij zich verschillende edelen aansluiten. Met de uiterste krachtsinspanning gelukt het den Zwabischen Bond in 1526 dezen opstand te onderdrukken. Bij de moeilijkheden op economisch gebied kwamen ook nog die op godsd. geb. Na den rijksdag van Worms had de hervormingsbeweging zich uitgebreid over een groot deel van ’t Duitsche Rijk en slechts door een deel der geest, inkomsten af te staan aan den hertog van Beieren was het den paus gelukt dezen voor ’t Kath. te behouden. De kracht der Hervormden was echter hierdoor zoodanig toegenomen, dat zij op den rijksdag van Spiers (1526) konden eischen opheffing van ’t coelibaat, toediening van ’t avondmaal in beiderlei gestalte, enz. K. kon weinig uitrichten en eerst nadat hij de handen vrij had gekregen door den vrede, die in 1529 te Cambray met Frankrijk tot stand was gekomen, besloot hij in te grijpen. Op den rijksdag van Spiers (1529) werd aan de Lutheranen verboden om nieuwigheden in te voeren, waartegen de Luth. protesteerden.
Daar ’t K. aan de noodige middelen ontbrak, was het hem onmogelijk in ’t Duitsche Rijk tegen de Hervormden op te treden. Hij moest het dan ook toelaten, dat de Prot. vorsten en verschillende steden zich met elkaar verbonden ten einde zich te kunnen verdedigen (Schmalkaldisch verbond 1530).Langzamerhand krijgt deze bond ’t karakter van een vorstencoalitie, die zich ten doel stelt de territoriale macht der vorsten te verdedigen tegenover den keizer, wanneer ook Beieren zich bij ’t Schmalk. verbond aansluit (Saalfelder verbond 1531) en de vorsten zich tot bereiking van hun doel in verbinding stellen met Denemarken en Frankrijk (1532). K. moet dan toestaan, dat men de kerk. zaken zal laten rusten tot er een concilie is bijeengekomen (godsdienstvrede van Neurenberg 1532). ’t Was daardoor duidelijk geworden, dat K. zich niet opgewassen voelde tegen dezen vorstenbond, hij berustte dan ook in ’t herstel van Ulrich van Wurtemberg, daar deze door de vorsten gesteund werd, hoewel dit ten nadeele was van de Habsb. macht. Ook in Nederland moest hij concessies doen ten einde de gunst te winnen van adel en steden. Hier volgde K. geen vaste politiek. Zoo stond hij b.v. in Vlaanderen toe ’t uitoefenen van nering op het platte land ten einde den daar machtigen adel op zijn zijde te houden, terwijl hij daarentegen in Holland om de steden tot vriend te houden het uitoefenen van nering op ’t platte land verbood. De ellende, die er in de Nederlanden en West-Duitschland heerschte, had ten gevolge groote ontevredenheid, welke zich uitte in de woelingen der Anabaptisten te Amsterdam en Munster, welke een communistisch karakter droegen. Vooral gevaarlijk waren die in Munster, waar de Anabaptisten zich zelfs van ’t bestuur meester maakten (1533) en door den bisschop met steun van Hessen werden ten onder gebracht (1635).
Lang heeft de vrede, die te Cambray tot stand Was gekomen niet geduurd. Van den dood van Frederik I van Denemarken wilde K. gebruik maken om zijn bloedverwant Frederik van de Palts op den troon te verheffen, waardoor hij in strijd geraakte met Christiaan III van Denemarken, die gesteund werd door Lubeck (1533). De handel der Ned. op de Oostzee kwam hierdoor geheel en al tot stilstand. Ook met Frans I was de oorlog opnieuw uitgebroken, daar deze evenals K. aanspraak op de Milaneesche successie maakte. Bondgenoot van Frans I was de hertog van Gelre, die echter spoedig gedwongen werd vrede te sluiten (vrede van Grave 1536), waarbij hij Groningen moest afstaan aan K. De strijd tegen de Franschen bleef onbeslist, zoodat in 1537 op de verschillende fronten wapenstilstanden gesloten werden, die in 1538 uitliepen op den vrede van Nizza. Frans I hoopte nu langs diplomatieken weg Milaan te krijgen. Hij stond zelfs aan K. toe troepen door Frankrijk te voeren ten einde Gent, dat in opstand was gekomen (1539), te onderwerpen, hetgeen hem daardoor ook gelukte. K. wilde evenwel niet van Milaan afzien en gaf dit hert. aan zijn zoon Philips II (1540), waardoor de oorlog met Frankrijk slechts een kwestie van tijd was.
Er vormde zich een coalitie van Frankrijk, Denemarken en Gelre-Kleef, welke besloten de Ned. gew. onder elkaar te verdeelen. K. was van de plannen zijner vijanden volkomen op de hoogte, zoodat de oorlog voor hem in 1542 niet onverwacht kwam. Eerst dwingt hij Gelre-Kleef tot den vrede van Venlo, waarbij de hertog genoodzaakt is Gelre af te staan aan K. (1543), daarop sluit Denemarken, wiens aanval op de Holl. kust mislukt was, vrede (vrede van Spiers 1544). Hierop valt K. Frankrijk binnen, waarop ook Frans I vrede sluit te Crépy op den grondslag van status quo ante (1544). K. had nu de handen vrij. In de Ned. gew., die nu alle behalve Luik aan hem behoorden, beproefde hij de financiën te regelen door ’t stelsel van beden te vervangen door vaste belastingen, hetgeen echter door den tegenstand der steden mislukte. In ’t Duitsche Rijk wilde hij eenheid brengen op godsd. gebied en zijn gezag vestigen ten einde dan den strijd te beginnen tegen de Turken. Toen de Prot. vorsten op den rijksdag te Worms (1545) vrijheid van godsd. eischten, onverschillig hoe de uitspraak van het in 1544 te Trente bijeengekomen concilie zou luiden, wilde K., die zich sterk voelde door den steun van Maurits van Saksen, hierin niet toestemmen.
In den nu volgenden oorlog (Schmalkaldische oorlog) delven de Prot. het onderspit. Bij Mühlberg valt de leider van het verbond van Prot. vorsten, de Keurvorst van Saksen, in zijn handen en kort daarna wordt ook de landgr. van Hessen gevangen genomen (1547), waardoor naar ’t schijnt K. oppermachtig is geworden. Op den rijksdag van Augsburg (1548) bepaalt hij, dat de Ned. gew. vormen zouden één Kreits (Bourg. Kreits), die niet zou vallen onder de Jurisdictie van den keizer, waardoor deze gew. feitelijk los worden van ’t rijk. Als hij evenwel ook nog de toestanden in ’t Duitsche Rijk wil regelen, geraakt hij in conflict met de vorsten. Ook zijn gematigde kerk. politiek, welke uitkwam in het Interim, waarbij ’t huwelijk der priesters werd toegestaan (1548), kon de Prot. niet verzoenen. Succes had K. alleen in zijn politiek ten opzichte van de Ned. gew., die door de Pragmatische Sanctie (1549), waarbij eenheid in de erfopvolging werd gebracht, voortaan één staat vormden. De fin. toestand bleef hier evenwel zorgelijk.
In ’t Duitsche Rijk wordt de toestand ook gaandeweg slechter, zonder dat K. hier iets tegen kan doen. Er vormt zich een vorstencoalitie onder leiding van Maurits van Saksen, die zich in verbinding had gesteld met Frankrijk (1552) en die, hoewel tevergeefs, zich van den persoon van den keizer tracht meester te maken. Slechts met moeite kan hij ontsnappen. Onderwijl begonner de Franschen ook weer den oorlog en maaktei zich meester van Metz, Toul en Verdun (1552). K. trekt zich nu uit de Duitsche zaken terug. Door bemiddeling van zijn broer Ferdinand en zijn zuster Maria van Hongarije komt ’t verdrag van Passau tot stand (1552). Den 15en Oct. 1555 doet hij afstand van de regeering over de Ned., den 7en Sept. 1556 van die over Spanje en bij brieven van 27 Aug. 1556 aan ’t Reichskammergericht en 7 Sept. 1556 aan de vorsten, deelt hij mede de regeering van ’t rijk overgedragen te hebben aan zijn broer Ferdinand. In ’t najaar van 1556 vertrok K. naar Spanje, dat onder zijn regeering een machtige koloniale mogendheid was geworden door de verovering van Mexico, Midden-Amerika en ’t Noord, deel van Zuid-Amerika.
Hij overleed 21 Sept. 1558 in ’t klooster San Yust. — Litt.: Bronnen: Lanz, Korrespondenz des Kaisers K. V (3 B.); Lanz, Staatspap. zür Gesch. des Kaisers K. V (1845); Lanz, Aktenstücke und Briefe zur Gesch. Karl V; Gachard, Analectes Historiques (1856); Casanova, Lettere di Carlo V al Clementi VII (1893); Recueil des ord. de Ch. V; Bradford, Correspondence of the emperor Ch. V and his ambassadors (1850); Ullon, La vita dell’ imperatore Carlo V; de Salazar, Coronica de Meestre empe. onder Carlos V (1652). (Vele onuitgegeven stukken berusten nog in versch. archieven). — Schrijvers: Baumgarten, Gesch. Karls V (gaat tot 1539); Armstrong, The emperor Ch. V (1902); Theissen, Gesch. van de Ned. onder Karel V; Brünner, Order op de buitennering van 1531; Henne, Histoire du règne de Ch. V (1859). — Vgl. ook nog Cambridge Modern History II (1903) en Fueter, Gesch. des Eur. Staaten-systems (waarin uitvoerige litteratuuropgaven).