Kano, - 1) ongetwijfeld het oudste model van een vaartuig, uit boomstam vervaardigd, lang en smal, de einden gewoonlijk oploopend, door pagaaien voortbewogen, waarbij de persoon, die pagaait, vooruit kijkt. Tegenwoordig als sportvaartuig uit zeer dun hout vervaardigd, voor waterdichtheid met een of andere stof overtrokken, van boven open, ook wel dicht met een opening waardoor de pagaaier plat op den bodem zittend, met het bovenlijf boven uitsteekt.
2) stad in midden-Soedan, in het oude Foelbe-Sultanaat Sokoto; 50 a 80.000 inw., nu in het Britsch protectoraat N.-Nigerië, centrum van den handel en het verkeer van Midden-Soedan en van een groot deel van Afrika in het algemeen. Karavaanwegen komen hier samen van Salaga uit het W., Tripoli, Marokko en de Sahara uit het N., het Tsaadmeer en Wadai uit het O. Een spoorweg wordt aangelegd tusschen K. en Rabba aan den Niger en van daar naar Lagos aan de kust. In het N. deel der stad, waar vooral Haussa en Arabieren wonen, ziet men meest leemen huizen met koepelvormige of platte daken; in het Z. deel wonen de Foelbe in hutten met schuine strooien daken.